Blog 294 – 16 februari 2021
Mijn ode aan carnaval
‘Het virus dat niet uit te roeien is’, las ik onlangs op Facebook. Het ging niet om variant 100.001 van het coronavirus, maar beste Sassendonkers, over het virus dat carnaval heet. Ja, want ik ben zonder dat ik het wil geen Zwollenaar meer, maar een heuse Sassendonker. Voor even weliswaar, maar toch. Wie droomt er nu niet van?
Omdat dit jaar praalwagend Nederland met een pruillip zit van oor tot oor, vanwege het niet doorgaan van het carnaval (althans het echte werk), gaat mijn blog over carnaval. Een morele oppepper voor al die mensen die nu verstoken blijven van polonaises, verkleedpartijen en zuipfestijnen. Ik leef intens met jullie mee.
Waarom geen verruiming van de beklemmende coronamaatregelen? Kon er niet een uitzondering gemaakt worden voor dit nationaal festijn? Ons cultureel erfgoed. Juist in deze barre en beroerde tijden?
Waarom wel massaal op de schaats, rijen dik, genietend van de prachtige natuur (als we één ding toch geleerd hebben van deze coronacrisis, is toch wel dat ons Nederland een mooi land is), met knisperend en knetterend natuurijs onder de schaats, maar kon het hossen, graaien, holadieën en grollen in een carnavaleske setting nu weer niet? Dit verzetje hadden we toch nodig? Juist nu. Dan zelf maar een feestje bouwen.
En dat werd dan ook gedaan. De laatste dag kon je geen krant openslaan (en als die niet bezorgd werd, aanklikken) of leden van carnavalsverenigingen De Droeftoeters, De Sneuneuzen of kies maar een naam uit deze lijst, reden een scheve schaats.
Maandag las ik dit. In Zeeland werd gewoon carnaval gevierd.
Zaterdag zag ik dit. In Zwolle notabene, sorry Sassendonk. Een carnavalteststraat. Of zoiets. Gelukkig heb ik totaal geen klachten.
Weer een dag eerder, had De Stentor drie grote regionale verhalen over het niet doorgaan van carnaval. De Sökkestoppers, De Diekschroevers en de Hekk’nSluuters jammerden in koor. Met ook nog eens een behoorlijk confronterend vooruitzicht: “In 2022 zijn we dubbel zo hard terug.”
En zo kan ik nog wel even doorgaan. Zelfs De Volkskrant hoste vrolijk mee.
‘De carnavalswagens komen de stille bouwloodsen niet uit; een jaar erbij om ze af te maken.’ In datzelfde artikel: ‘Schrijnend is natuurlijk ook het lot van de carnavalswagens in en buiten de bouwloodsen, de meeste nog niet voor een fractie afgebouwd.’
Hoe weet de Volkskrant dat? Hebben de carnavalswagens ook een Raad van Elf? Of een woordvoerder? En de menig van een carnavalswagen is dat representatief voor alle wagens boven én onder de rivieren?
Zelfs Trouw, misschien wel de beste krant van Nederland, liet een steek (van de keizer?) vallen. De krant vroeg zich af of het Brabant lukte om de carnavalsvierders thuis te houden? Brabant hè, de bron van al het coronakwaad. Ik weet de uitslag niet, maar ik ben bang voor burgerlijke Brabantse ongehoorzaamheid. Wat nou Corona? De carnavalskleding uit de kast, oogkleppen op, gezellige gekkigheid en gaan met die banaan!
Ik gun iedereen zijn verknochte hobby, levenswerk of way of life. Met je kostuums, praalwagens en optochten. Met je prinsen, carnavalsverenigingen en luieruitreiking. Met je elf november, sleuteloverdracht en Aswoensdag. Maar val mij er niet mee lastig. Zelfs dit jaar niet. Zorg ervoor dat jouw carnavalsroes niet neerdaalt op mij of dat ik er überhaupt wat van meekrijg. Ok? Fijn, dank en tot zover mijn blog.
Oh nee wacht. Het zou een ode worden aan carnaval. Aan de mooie kanten, de prachtige euh, het geweldige samenzijn, het euh… Nou ja, het euh… Ja, dat dus. Al moest ik hier smadelijk om lachen: “Mark (achternaam bij de redactie bekend) kan binnenkort per post nog een vervelend souvenir van de zaterdagmiddag tegemoet zien. Hij kreeg een prent van 150 euro gepresenteerd. “Omdat ik een statafel bij me heb”, zegt hij verbolgen. “Als ze me gewoon gezegd hadden dat ik weg moest gaan, had ik dat gedaan.” (Bron: BN De Stem)
Ik graai even uit de oude blogdoos. Ik noemde twee jaar geleden al een aantal echte en waargebeurde voorbeelden uit de carnavalspraktijk. Er is niet veel veranderd. Dit jaar gebruiken de carnavalsvierders hun ene hand om met een belerend vingertje coronaovertreders de maat te nemen, terwijl ze op een andere maat hun hand gebruiken om de polonaise te lopen en te laten rusten op de schouder van hun voorganger. Maar verder…
Voorbeeld 1. Een loods met praalwagens. Het valt mij op dat met enige regelmaat zo’n onderkomen met al dat levenswerk in de hens vliegt. Altijd te wijten aan onvoorzichtige werkzaamheden. Tenminste dat wordt beweerd. Destijds in Zaltbommel (Mispelgat), waar de carnavalsvereniging De Wallepikkers net bezig was om de laatste hand te leggen aan het thema fikkie. “Ons thema was, waar is fikkie? Nou het fikkie is achter ons. Het is enorm wrang”, aldus een woordvoerder van diezelfde Wallepikkers.
In Cothen zijn meerdere mensen gewond geraakt na het instorten van hun praalwagen. Bij de carnavalsvereniging De Brienkneuters zat de schrik er goed in. De wagen uit Cothen kwam terug van een optocht in Schalkwijk, zo'n 12 kilometer verderop. Die optocht wordt beschouwd als een mogelijkheid carnavalswagens te testen voor komende optochten. De organisatie is in handen van de plaatselijke vereniging De Platneuzen. Die besloot een paar jaar geleden de optocht vroeg in het carnavalsseizoen te houden om meer bezoekers te trekken.
Oh ja, de bestuurder van de praalwagen werd verhoord. Goh, waarom zou dat nou zijn?
Met carnaval vinden er onnoemelijk veel incidenten plaats. Mogelijk met en door mensen die de recente avondrellen het hardste veroordelen. Eén blik op google en je komt uit op een linkje uit 2017, waarin de politie rept over 228 arrestaties. In heel Nederland? Nee alleen in Brabant. En een paar jaar geleden maakte Omroep Gelderland dit bericht, over overlast in Groessen voor een uitgaansgelegenheid. De meningen liepen uiteen, van flessen kapotslaan op een hoofd en bloed tot wat kleine niet noemenswaardige incidentjes. Wel waren er ongeveer twintig agenten opgetrommeld. Het artikel sloot af met: ‘Volgens de organisatie gaat het feest binnen vrolijk door.’
En wat te denken van dit nieuws uit 2019. Prins Wiet 1 uit België. “Je gelooft het niet, maar ik kweek wiet. Nu loop ik de polonaise maar in de bak en gaan we daar met zijn allen uit ons dak. La, la, la.” Het zou zo maar een carnavalskraker kunnen worden.
Wat ook zou kunnen en volgens mij is het juist nú het moment om dat definitief te organiseren: vier het carnaval voortaan in huiselijke kring, gordijnen dicht, verkleed je daar en blijf thuis! Op weg naar het nieuwe normaal. In polonaise. Voor deze ene keer.