Een blog met deze titel kon natuurlijk niet uitblijven. In extremis. Voor mij niet alleen een jeukwoord, maar ook aanleiding voor een soort van social media kruistocht tegen dit woord. Met name op twitter zie ik het veel voorbijkomen en word ik voorzien van voorbeelden, die ik dan braaf en verbaasd over het veelvuldige gebruik, doorstuur. Waar die aversie vandaan komt? Ik denk van de manier waarop en de hoeveelheid. Een onbeduidend potje voetbal op onderbondniveau wordt ineens ‘beslist door een treffer van Jan Jansen, die in extremis de bal in de touwen joeg.' De voetballer weet amper wat het woord betekent en de verslaggever vindt het op zijn of haar beurt wel mooi en deftig klinken.
Wat is de definitie eigenlijk van in extremis? Het komt uit het Latijn en betekent 'in het uiterste geval, op het laatste moment en op het nippertje.' Best bijzonder dat het eigenlijk alleen maar genoemd wordt in relatie met sport. Ik hoor eigenlijk nooit van ‘Olav was in extremis op school.’ Of ‘Tomas stak de weg zomaar over en werd in extremis net niet geraakt door een auto.’ Ook bij andere sporten, lees ik het weleens, maar minder. Wedstrijden worden daar nog gewoon in blessuretijd beslist. Het wordt dus eigenlijk alleen in de voetbalsport gebruikt. Non-fictief: 'TPO (Tussen Puinhopen Opgericht) spits Fries de Schilder (oud-speler van FC Eindhoven, maar ik vind zijn naam werkelijk een plaatje) besliste de derby tegen JEKA (Jeugdig Enthousiasme Kan Alles) in extremis.'
Het verbaast mij dan ook geenszins dat extremis in de top 555 (!) clichés in de voetbaljournalistiek staat. Die moet ik uitleggen. Ik ben vorige week donderdag begonnen met de hbo-opleiding Voetbaljournalistiek. Een soort van wens van mij. Interessant, leerzaam en leuk. En ik dacht, beter laat (in extr…..) dan nooit. Vorige week was de start. En wat voor eentje. We begonnen met Willem Vissers van De Volkskrant. Hij nam ons mee in de wereld van het voetbalverslag. Duiden, romantiseren en beschouwen. Daar draait het allemaal om. Het kan niemand onduidelijk, onbekend of onverwacht in de oren klinken. Een echt wedstrijdverslag in de krant, kan niet meer. Via social media, online en op allerlei andere wijze zijn we al lang op de hoogte, voordat we gaan zitten voor de krant.
Ik vroeg hem hoe hij te werk ging als het ging om deadlines. Had hij al invalshoeken in zijn hoofd, was het varen op de golven van routine of had hij opgeslagen conceptverhalen op de harde schijf? Dat laatste had ik recent nog. Blauw Geel’38 uit Veghel tegen SV Urk. Tweede kwalificatieronde KNVB-beker. Deadline 22.20 uur. Aanvang wedstrijd 20.00 uur in Veghel en hopen dat een verlenging uit zou blijven. Op papier een wedstrijd die rond 21.50 uur afgelopen is, wat overigens niet betekent dat je een half uur tijd hebt. Er is ook nog zoiets als een eindredactie en daarna moet de krant echt door. Is er sprake van verlenging en of strafschoppen, dan moet het nodige op de schop. Dat bleef mij gelukkig bespaard, maar in die ongeveer 20 minuten die je wel hebt, kun je geen 500 woorden van waarde tikken. Ik maakte vooraf twee concepten, met wat achtergrondinformatie en feitjes over in dit geval de bekerwedstrijd tussen SV Urk en Ajax van vier jaar geleden. Versie 1 een winstvariant, versie 2 die van verlies. En ik wilde op zoek naar een quote.
Willem Vissers schudde zijn hoofd. Het hield het midden tussen ‘fout’ en ‘moet jij lekker weten, maar ik zou het zo nooit doen.’ Hij doet het anders. Kijkt de eerste helft nauwgezet, zonder afleiding van laptop en smartphone. In de rust tikt hij ongeveer 250 woorden. In de tweede helft noteert hij. Halve zinnen, hele alinea’s en na afloop tikt hij de overige ongeveer 500 woorden vol van duiding, romantiek (soms iets teveel, zei hij zelf) en beschouwing.
Het was al met al een overweging waard, die we de dag daarna in de praktijk konden brengen, want opdracht één diende zich aan: een wedstrijdverslag van NEC tegen FC Dordrecht. Eigen invalshoek, invulling en uitwerking en dat met een ruime deadline van maandag 12.00 uur. En daar zaten we dan: 25 studenten voetbaljournalistiek. Een iemand had de opleiding cadeau gekregen van vrienden, twee (!) anderen waren het werken bij een bank zo zat, dat ze binnenkort hun baan gingen opzeggen en mogelijk de voetbaljournalistiek ingingen en er was één dame: Tirza, die rechten studeerde, maar stiekem schrijven veel leuker vond.
De één noteerde driftig van alles, de ander amper wat. Ik had alleen maar Joey van den Berg in mijn hoofd. Aan hem hing ik mijn verhaal of beter gezegd mijn wedstrijdverslag op. Ik tikte een paar regels op mijn telefoon en lette alleen op Joey. De persconferentie liet ik aan mij voorbijgaan. Ik was geloof ik de enige van de groep. Eenmaal thuis begon ik aan mijn opdracht. Die ging over Joey. Over zijn periode in Engeland, zijn verre verleden en het gezwoeg bij NEC, want dat was het. NEC won met 1-0 (niet in extremis) en Joey speelde meer dan matig. Ruim op tijd leverde ik het verslag in, daarna kregen we de top 555 van clichés opgestuurd met daarin uiteraard in extremis. Terecht!
Ik beschouwde en duidde Joey op velerlei manieren, waaronder het ietwat romantische: ‘als een boetseerder van beton.’
Gelukkig, die omschrijving stond niet in het 21 pagina's tellende overzicht met 555 clichés in de voetbaljournalistiek. Toch al iets goeds gedaan…