Blog 121 - 21 juni
Durf te doen
Volgende week donderdag mag ik aankomende studenten op Windesheim wat vertellen over het communicatievak. De bedoeling is niet dat ik ze probeer over te halen om voor deze studie te kiezen door een opzwepend verhaal te houden en al la Emile Ratelband als een gek het lokaal of zaal door te rennen. (Ik bedenk mij ineens dat de meeste studenten geen flauw idee hebben wie hij is) Nee, ik moet ze een reëel beeld geven van het leven van een communicatieprofessional. En de bedoeling is dat de studenten in spe, met onder meer mijn verhaal in achterhoofd dan bepalen of de studie communicatie nu echt bij ze past. Zodat je maar geen foute studiekeuze maakt, die je in ieder geval financieel lang blijft achtervolgen.
Donderdagmiddag werd mij bovenstaande verteld. En ik weet niet hoe het anderen vergaat die een presentatie moeten houden, maar je bent er vanaf dat moment toch steeds mee bezig. In gedachten in ieder geval. Wat ga je zeggen? Het geheel moet goed zijn, want je bent tenslotte van de communicatie, maar ook wat mag je verwachten? Ik heb er wel een idee over en ga het in ieder geval hebben over dat je als communicatieprof assertief moet zijn, het voortouw moet nemen, een fatsoenlijk stuk moet kunnen schrijven of redigeren en dat je ervan bewust moet zijn dat je in een organisatie de gekste dingen op je af krijgt.
“Wat moeten we met een vraag? Tja, nou doe maar naar communicatie.” Dat is in de meeste organisaties heel gewoon. De meest aparte en ook komische heb ik wel paraat. Dat ik ooit bij de politie gebeld werd door iemand die mij letterlijk vroeg: ‘’Wat zijn de openingstijden van de gevangenis in Lelystad?” Ik vroeg mij meteen af, waarom krijg ik (lees communicatie) die vraag? Ten tweede, met openingstijden zullen wel bezoektijden bedoeld worden en ten derde, kijk maar even op de site van de gevangenis.
Iets anders dat mij al schrijvend te binnen schiet, was dat ik bij GGD IJsselland een keer een vraag kreeg van een journalist die vroeg wat de GGD deed aan het feit dat bij verkeerslichten zoveel verschillende fietsende en lopende verkeersdeelnemers op de knop drukten en dat daardoor ook besmettingsgevaar ontstond. En of de GGD daar wat aan deed.
Ach en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het brengt mij in ieder geval terug naar mijn periode op Windesheim. Dat was van 1992 tot 1996. De w van Windesheim, maar ook van wonderlijk. Want dat was die tijd wel. Zelf vond ik de overgang van het Christelijk Lyceum Almelo naar de Christelijke Hogeschool Windesheim behoorlijk groot. Allereerst had één of ander helder licht, bedacht om de klassen ook of alleen maar op voornamen in te delen. Dus zat ik met Erik Dekker, Erik Ubels en Erik Rijpstra in de klas.
De allereerste les was Radio en Televisie van Ted Brans. Iemand die graag carrière had gemaakt in Hilversum, maar wie het alleen maar gelukt was om daar in de buurt te wonen. Hij stak in het lokaal tijdens mijn allereerste les op Windesheim, een zelfgedraaid shaggie op.
Ik verbaasde mij ook over het feit dat we twee dagen vrij hadden. De ene dag deed ik de meeste opdrachten en studeerde ik (de term huiswerk liet ik achter mij), de andere dag werkte ik. Daardoor had ik op een gegeven moment aardig wat geld en kon mij een heuse Fiat Uno veroorloven met het kenteken LP-47-XH.
Zoals iedere student woonde ik eerst in Holtenbroek, maar verhuisde later naar een kamer in de Veerallee. En als ik geen zin had om te fietsen, dan pakte ik mijn auto naar Windesheim. Ik denk hemelsbreed nog geen twee kilometer fietsen. Zo ook die ene dag. Het was in mijn laatste jaar, ergens in 1996. Ik reed met mijn auto over de IJsselallee en kwam zonder benzine te zitten. Mijn bolide viel stil. Net over de bult, vlak voor Windesheim, stuurde ik mijn Uno op de rechterrijstrook zoveel mogelijk naar rechts. Er was geen vluchtstrook, dus ik stond nog op de weg. Auto’s achter mij wachtte op mij zodat ze mij konden passeren, want het verkeer op de linkerrijstrook raasde voorbij.
Op een gegeven moment hoorde ik een megaknal, gevolgd door nog twee. Wat bleek? Een vrachtauto had de rij stilstaande auto’s te laat opgemerkt en veroorzaakte een botsing. Daardoor knalden nog twee auto’s achter op die vrachtwagen, die door zijn onoplettendheid alle auto’s voor hem aantikte. Direct en indirect. Alle?
Nou, behalve die van mij, want ik stond met de voorkant naar rechts en ontsprong de dominodans. Gelukkig was er alleen maar materiële schade, maar het was een heuse kettingbotsing. Doordat ik zonder benzine zat. Had ik dat ook eens meegemaakt. Een hele aparte ervaring die ik nooit vergeet.
En dat brengt mij weer bij wat ik de studenten donderdag wil meegeven. Maak het mee, ondervind het, maak een blunder, steek je nek uit, je vinger op, maar doe, durf en ga ervoor. Dat wordt ook van je verwacht. In de praktijk leer je echt simpelweg meer dan uit een boek, internet of door het schrijven van het zoveelste communicatieplan. Dat zal geen docent je vertellen, maar ik wel. Hoor je het ook eens van een ander.