Gordel

Blog 105 - 26 april 2019

Taalpolitie, taalmierenneuker en zelfs taalnazi. Zo word ik weleens genoemd op social media, in de mail of app. Er zijn maar liefst 350 woorden – als ik Google moet geloven – die beginnen met het woord taal.  Woorden als taaleiland, taaltuin en taalstam zeggen mij niet echt veel. Toch zie ik raakvlakken met de lijst: ik ben een taalprof, taalliefhebber en een taalman.

Kortom, taal heeft mijn interesse. Bovenmatig zelfs. Ik verbeter meteen fouten als ik ze zie, als social mediagebruikers mij onder vuur nemen, de les lezen of bekritiseren en daarbij een spelfout maken, dan meld ik dat. Meestal hoor of lees je zo’n iemand niet terug. Ik hoop dat mensen dat ook bij mij doen. Graag zelfs. Een tikfout vind ik oliedom en heel slecht van mezelf, maar een spelfout in een social mediabericht…Ik zou niet meer bijkomen van ergernis.

Laatst las ik een column van Marie-José Verweij op Alphensnieuwsblad.nl. Er zijn dagen dat ik niet op die site klik, maar deze keer dus toevallig wel. Verweij is copywriter, taaldocent en ook juf. Zij vertelde dat zij zich als invalleerkracht op basisscholen grote zorgen maakt over de spelling van de leerlingen. In het nu, maar ook voor later.
“Het simpelweg niet meer kunnen toepassen van de aangeleerde spellingsregels - vind ik misschien nog wel schrijnender. Juist omdat ik als invalleerkracht op basisscholen zie hoeveel tijd er dagelijks wordt besteed aan spelling en taal. Ik vind het dan vreemd - los van dyslexie - dat er klaarblijkelijk een omslagpunt is waarna mensen de regels abrupt vergeten.”

Zij denkt dat de vele spellingsfouten twee oorzaken hebben. De persoon in kwestie weet niet meer hoe het wél moet. Daarnaast is er sprake van desinteresse in het juiste taalgebruik onder het mom van 'je begrijpt toch wat ik bedoel of niet soms?'

Ik kan haar column of blog (wat bloggen doet ze ook, onder het mom een blog vergroot je zichtbaarheid en ook dat klopt!) alleen maar beamen. Het is ook zorgelijk. Mijn zoontjes, Olav (12) en Tomas (10) hebben allebei goede schoolcijfers voor lezen en spelling. Maar ik betrap ze erop dat ze ook weleens fouten maken, die ze niet moeten maken. Simpelweg omdat ze heel goed weten hoe het wel moet. Olav maakt een schoolkrant – al laat de volgende editie na een voortvarend begin opvallend lang op zich wachten – en ook daarin maakt hij af en toe een taaluitglijder. Het zou toch zonde zijn als hij later nog steeds die fouten maakt.

Toen ik bij de politie kwam te werken, draaide ik volop diensten mee. Met 180 kilometer op de achterbank van een politieauto op weg naar een onwelwording in hartje Almere. Ik stuiterde zonder gordel de halve wagen door, terwijl de agente op de bijrijdersstoel uiterst koel vroeg of ik een dropje wilde. Geen gordel? Inderdaad, want als er een verdachte mee moest, dan kon hij of zij die gordel eventueel gebruiken of beter gezegd misbruiken.

Ik mocht ook mee met een verhoor, waarbij een 13-jarige stoere winkeldief het plotsklaps op een huilen zette, was live bij een aanhouding van iemand die je niet in de cel verwachtte (sorry beroepsgeheim) en keek met een agent mee die een proces-verbaal aan het opmaken was. De zinnen vlogen over het computerscherm en ik las geïnteresseerd mee. Of het een soort van automatisme was weet ik niet, maar ik wees de verbalisant gewoon doodleuk op d’s en t’s fouten. Met enige regelmaat, ook dat nog. Op een gegeven moment tikte ik zelfs met mijn pen tegen het scherm. Weer een fout, meneer agent!

Blijkbaar ontstaat er na onze schooltijd een soort van leemte in de spellingsregels. We onderhouden het te weinig, laten het over aan anderen en spijkeren onze taalkennis al helemaal niet meer bij. Zo zonde. En tegelijkertijd zorgelijk. Verweij zei het al, die mensen moeten later een foutloze sollicitatiebrief kunnen schrijven. Dat gaat toch niet goedkomen? Of wat te denken van een officier van justitie die een proces-verbaal leest vol fouten. De verdachte sloeg de man met een hard voorwerp op zijn hooft. Dubbel pijnlijk toch? En dat komt toch totaal niet geloofwaardig over? Of een vacaturetekst beginnen met ‘Wordt jij mijn nieuwe collega?’ Nou nee dus.

De oplossing is volgens mij constante aandacht voor spelling en dus taal. Toen ik op de school van journalistiek kwam of beter gezegd wilde komen, moet ik een spellingtest doen. Haalde je die niet, dan was je af en werd je niet toegelaten. Tegenwoordig is die toets afgeschaft. We hebben het dus over de opleidingen journalistiek, maar ook communicatie!
Ik pleit voor veel meer toetsen. Bijvoorbeeld als onderdeel van de toelating voor bepaalde studies, maar ook tussentijds en misschien is het ook wel te introduceren in het bedrijfsleven. Dat je tijdens je sollicitatie- of arbeidsvoorwaardengesprek een spellingstoets moet doen, bijvoorbeeld over je nieuwe baan bij het bedrijf waar je komt te werken. Hoe leerzaam is dat? En dat je door de jaren heen, regelmatig langs de spellingsmeetlat gelegd wordt? Van mijn part ook of juist bij communicatieprofessionals, want als er één groep opvallend veel taalfouten maakt…

En als dank krijg je geen oorkonde, maar deze spreuk op een tegeltje, die je steeds doet herinneren aan het schrijven zonder fouten: “De taal is het voertuig van de geest, maar ons Nederlands is wel een krakende wagen geworden.” Was getekend wijlen Driek van Wissen, taalpurist.

 


Laat een bericht achter - aantal berichten: 0

Bent u de eerste die reageert?



Laat een bericht achter

naam
e-mail
website
bericht
Schrijf vijftien in cijfers: