Blog 273 - 1 december 2020
Sportclubs kom nu eens in actie
Voor mijn werk, lees ik veel. Althans, ik vind dat ik dat moet. Om bij te blijven, om inspiratie op te doen en uiteraard voor de leuk. Een van mijn favorieten is Willem Vissers, sportjournalist van De Volkskrant. Zijn column over deze regering die echt alles belangrijker vindt dan sport, kreeg een klaterend applaus. En terecht. Alleen deze zin al: “Dat we graag verlost zijn van het virus, is duidelijk, maar die willekeur, de liefdeloosheid voor sport, de overgave aan kooplust, het is echt niet te harden.”
Ik weet er alles van met twee voetballende zoontjes, die het al niet eens meer bijzonder vinden als ze tegen elkaar mogen spelen, het ook maar niet snappen dat de oudste wel en de jongste geen verplicht mondkapje hoeft te dragen vanaf vandaag en het ergste nog: het allemaal gelaten ondergaan.
Het is ook niet uit te leggen. Neem nu de Zwolse situatie. Er zijn veel voetbalclubs, misschien wel te veel in de stad. Bijna allemaal op fietsafstand. Creëer een onderlinge competitie, laat de jongens op de fiets naar de andere club gaan, zet een scheidsrechter en wat vlaggers op het veld, een trainer aan de kant en maak er ook echt wat van.
De MEER met minder-competitie, met het bijhouden van rangen en standen, experimenteer van mijn part met andere spelregels om het leuk te houden, laat wat sponsors een aantal prijzen beschikbaar stellen, nodig ouders uit om buiten de poorten én op 1,5 meter afstand iets gezamenlijk te doen, maar doe iets.
En daarmee bedoel ik: laat het toe, pak die handschoen op als clubs en zoek de grenzen op. Ik merk het zelf als ik op de zaterdag een wedstrijdje fluit. De lach is weg, de lol is eraf en de leuk is er niet meer. Zeker bij kleine verenigingen ontkom je er niet aan dat je weer dezelfde tegenstander treft. Afgelopen week kreeg ik nog wat mee van zo’n onderling duel. De helft van de spelers had het chagrijn aan de kont hangen. Het heeft eigenlijk niets met voetbal te maken. Winnen bij de jeugd is een vies woord, maar volgens mij hunkert iedereen inmiddels naar vroeg opstaan, de voetbaltas op de schouder en een uitwedstrijd tegen die schoppers van toen.
Maar voorlopig wordt er nog niet gebald. Dat heeft ook gevolgen in medialand. Hoe vul je de sportpagina’s? Was tussen de eerste en tweede coronagolf nog iets te zien van en dus te schrijven over het amateurvoetbal, nu is er niets meer. En dat betekent creativiteit, het internet nalopen en proberen om actuele invalshoeken te vinden. Dat valt niet mee. Het lijkt ook wel of er een grauwe en gelaten deken over de sportclubs is gevallen. Alle energie is eruit. Logisch ook, want er mag niets. Alle events zijn afgelast, voorbereidingen worden niet meer opgestart en sommige leden zijn al maanden niet meer op de vereniging geweest.
Maar toch hè, toch biedt dit ook volop kansen. De factor gebrek aan tijd is er in ieder geval niet meer. Sportclubs mogen zelf ook wel wat doen. In hun uitingen, in hun actualiteit en in het meedenken met die arme sportjournalisten, eindredacteuren en lezers die nu niets over hun vereniging lezen, terwijl ze dat heel graag willen. Juist nu.
Ik schreef in een eerder blog dit, nog voor de coronacrisis: het kan toch niet alleen maar aan de creativiteit liggen van de journalist, of de invalshoek die hij moet kiezen of de bijzondere bril waar hij doorheen moet kijken? Sportclubs moeten ook aan de bak. Het besef dat er steeds minder ruimte is in kranten, dat online ook zo tegen de grenzen aanloopt en het aanbod sportkopij alleen maar kwantitatief toeneemt, moet hen toch ook aan het denken zetten?
Je moet als club toch iets doen aan je uitstraling, je profilering en positionering? Zodat je niet alleen opvalt, maar ook nadenkt of je iets te melden hebt en dat ook laten weten aan de media. Eigenlijk hebben sportverenigingen ook een soort van brengplicht naar krantenredacties om op die manier een kwalitatief goed sportkatern te hebben en te houden.
De afgelopen week ben ik in het land van de Meppeler Courant gestart met twee grote rubrieken. Eentje gaat over de toppers van toen, de ander is het belichten van de kleinere sportverenigingen, die niet elke week de kolommen halen. Dankzij de eindredacteur heb ik een lijst met namen en nummers en ben ik braaf aan de slag gegaan. Ik ben er blij mee, want het zijn ook gewoon inkomsten én het zijn verhalen waar je even voor moet gaan zitten. Dat wil zeggen inlezen, googlen of het digitale archief induiken.
Wat opvalt is en blijft dat de clubs hun communicatiekanalen ook in deze coronatijd, maar mondjesmaat op orde hebben. Nou nee, eigenlijk gewoon niet op orde hebben. Aangekondigde activiteiten voor 2016, oude foto’s van weleer en zelfs daarvoor, maar ook de laatste coronamaatregelen…van maart. Dat kan toch beter, of beter gezegd, dat moet veel beter.
We kunnen ons met zijn allen niet meer verschuilen achter het gebrek aan verenigingstijd. Zeker in deze tijd niet. Het is nu zaak en tijd om je communicatiekanalen een flinke opfrisbeurt te geven. We vergaderen online over van alles en nog wat, tot aan algemene ledenvergaderingen aan toe. Dan kunnen we toch ook wel een clubje communicatie-adapters online bij elkaar zetten?
De communicatiebasis moet op orde zijn. Voor later, maar zeker voor nu. De media zijn er gek op, kijken er naar uit en belonen je als club met redactionele aandacht. Dus geen gedateerde website, social mediakanalen die amper bestaansrecht hebben en laat eens actief wat origineels van je horen en zien. Zwijg dus niet. Want wie niet gehoord, gelezen of in dit geval gezien wordt, bestaat gewoonweg niet. Nu misschien nog wel, straks niet meer.
Over doorpraten? Nagaan wat ik namens Mediabureau MEER voor jouw (sport)vereniging kan doen? Vragen of meer informatie? Kijk gerust op www.mediabureaumeer.nl/contact en zoek contact.