Blog 164 – 15 november 2019
Jij wilt toch ook goede publiciteit?
Op mijn eigen site heb ik laatst wat veranderd. Ik begin mijn homepage nu met een vraag: Jij wilt toch ook goede publiciteit? Lijkt mij wel, maar zo simpel is het blijkbaar niet. Ik kom daar nog op terug.
Goede publiciteit. Ik kan dat niet garanderen, maar ik kan er wel alles aan doen. Door eerst maar eens duidelijk te maken hoe het tegenwoordig werkt in de media. Bijna alles gaat online, er is weinig tijd voor bewerking en verdieping en er is een enorm aanbod. Journalisten maken voortdurend keuzes en moeten meerdere invalshoeken bedenken. Denk aan een kort onlinebericht, een krantenartikel en is het onderwerp iets voor video? Ja? Dan moet het mobieltje ook nog zijn camerawerk doen.
Zet dat tegenover de traditionele denkwijze die er nog steeds is. ‘Dit is toch nieuws en het komt vast wel in de krant.’ En ‘we zijn een bekend bedrijf of een organisatie met een goede naam, dan zijn we altijd interessant voor de krant.’ Helaas. Zo werkt het dus echt niet meer.
Stel je onderwerp is toch gewikt, gewogen en geschikt geacht voor publicatie. Je hebt er een persberichtje tegenaan gegooid. Een journalist belt voor meer info. Dat is soms al een hele opgave. Contactgegevens worden niet verstrekt of zijn nergens te vinden. Gedateerde info op de website, de social mediakanalen onder het stof. Bepaald geen visitekaartje. Gelukkig kan er gebeld worden. ‘Nee daar weet ik niks van. Daar moet u toch echt de directeur voor hebben. Alleen die is er overmorgen pas weer. Helaas.’
Maar goed, stel dat ook lukt. Je hebt een journalist aan de lijn. Hij of zij heeft wat verdiepende vragen. Kun je daar dan antwoord opgeven? Of hoop je maar dat die lastige vraag niet komt, want die collega daar echt wat van weet, is echt te druk. Heeft geen tijd voor de pers. Kan ab-so-lu-ut niet gestoord worden.
Oké, stel dat je het voor elkaar krijgt, dat een journalist een artikel schrijft naar aanleiding van jouw onderwerp. Dan wil de baas het natuurlijk wel even inzien hè. Zo werkt het toch? ‘Het is toch mijn verhaal en dan ga ik erover wat er inkomt en wat niet. Ooh, hoezo alleen feitelijke onjuistheden? En wat een moeite heeft die journalist daarmee zeg. Als het niet mag, dan is het meteen de laatste keer dat we meewerken.’
Het artikel wordt voorgelegd, maar eerlijk gezegd ernaar kijken lukt vandaag niet. ‘Misschien morgen aan het eind van de dag. Oei, de kop boven het artikel – de journalist heeft wel gezegd dat de eindredacteur het artikel nog nakijkt en dat de kop kan veranderen – is niet mooi. En oh ja, dat staat er niet, was ik trouwens ook vergeten te vertellen, maar dat moet er wel in hoor! Dat stukje is en beetje negatief, dat moet eruit. Is het artikel nu veel te lang?’
Het zijn zomaar wat voorbeelden uit de mediapraktijk. Zo gaat het nog zo vaak. Mensen die weinig ervaring hebben met de media, denken dat het werkt zoals zij willen. En dat is jammer. Natuurlijk heeft het verhaal ook een andere kant. Journalisten mogen ook wel eens wat beter hun best doen. Het excuus van te weinig tijd en te veel doen is gemakkelijk gezocht en gevonden.
Ik weet nog dat ik een keer een interview met een politiechef voor Omroep Flevoland moest begeleiden. Dat betekende met de politiepet op en de tuniek aan. De gouden knopen op de schouders werden nog niet opgepoetst. We staan te wachten. En te wachten. De redacteur komt en vraagt wat tijd, omdat hij het persbericht nog moest lezen. Een beetje voorbereiding mag best hoor.
En laten we wel wezen, journalisten zijn ook niet zo netjes met afspraken. Om ze te maken en om ze na te komen. Op een afgesproken tijdstip bellen en dat dan vergeten. Een artikel toch niet voorleggen, terwijl het wel was toegezegd of simpelweg de hele afspraak niet door laten gaan. Dat laatste heb ik weleens meegemaakt bij de politie en de GGD. Al dan niet toevallig met het televisieprogramma Zembla.
De eerste keer was er heel veel voorbereid met twee agenten in Almere. Noem het maar op, maar aan alles was gedacht. Uiteindelijk stond alles op band, maar wat er gebeurde tussen opname en eindregie... We zullen het nooit weten, behalve dat er één minishot overbleef van lopende politiebenen in de drukke winkelstraat.
Bij de GGD had ik in de discussie over het rubbergranulaat een deskundige uit het land gevonden. Ook nu weer, alles geregeld, georganiseerd en afgestemd. En ook nu weer een dagdeel aan opnamen en na een week of twee gevolgd door een ‘sorry, we gaan het niet gebruiken.’ Waarom niet? ‘Het lijkt te veel op een ander onderdeel dat verteld werd door een instantie met meer naam (RIVM).’
Maar het lag toch iets anders. Het RIVM had een paar misperen gemaakt in het item en dat was voor de redactie natuurlijk veel interessanter om uit te zenden. Het verhaal verteld door mijn collega met alle kennis van rubbergranulaat was waterdicht, zonder gaten en dat leverde blijkbaar geen spannende televisie op.
Terug naar mijn vraag. Jij wilt toch goede publiciteit? Ja toch? Realiseer je dan ook dat kranten dunner worden, redacties krimpen en dat je bijkans mazzelt als je door een journalist wordt opgebeld om een verhaal te maken. Dat gebeurde laatst. Ik ben bezig met een groot artikel over duurzaamheid in de sport, voor de komende uitgave van Sport Bestuur en Management.
Ik was aan het googlen en stuitte op Kaatsvereniging pardon Keatsclub De Boer aan de Uniawei 11 in Stiens. Een duurzame club, dus interessant. En zo vaak krijgt kaatsen geen redactionele aandacht. Het was ook nog eens landelijke publiciteit en inzage in het artikel en eigen foto’s waren mogelijk. “Wij hebben uw mail in het huidige bestuur besproken en ervoor gekozen om geen gebruik te maken van uw voorstel.”
En daar was geen woord Fries bij.