Afgelopen maandag, draaide ik een dagje mee aan op de redactie van de Noord Veluwe van de Stentor. Tegenwoordig is bijna alles gecentraliseerd op één redactie in een pand in het Zwolse winkelcentrum Diezerplein. Er zijn nog wat verdwaalde bijkantoren, maar de krant voor nagenoeg de hele regio wordt gemaakt op de centrale redactie. Dat betekent dat je met redacteuren, nieuwsjagers, eindredacteuren, journalisten, freelancers in één heel groot hok zit. Een zomaar loopje, een goede koffieautomaat, een gang naar de wc en roken, zijn de enige momenten dat een redacteur van zijn plek komt. De voetbaltafel in de hoek werd de hele dag niet gebruikt. Onderling overleg is er nauwelijks, iedereen (ver)werkt zijn eigen berichten en gaat zijn eigen gang.
Zelf nam ik plaats aan het blok Noord Veluwe. De chef zat er al en was wat verbaasd over mijn komst. Maar nu ik er toch was… Ik kreeg wat tekst en veel uitleg over het redactiesysteem – ik had mijn eigen laptop maar meegenomen – en wist na een poosje van alles over Upload, Trello en de juiste labeltjes hangen aan bepaalde artikelen. Met een schuin oog keek ik naar de sportredactie, die nog onbemand was, maakte een praatje met een redacteur die al een jaar lang mijn achterbuurman is, maar in mijn ogen nooit thuis is en sloeg een andere bekende iets te hard op de rug. En die ene vrouw drie blokken verderop, bleek inderdaad die bekende van toen.
Toen is ruim twintig jaar geleden. In 1996 was ik net afgestudeerd aan de Faculteit Journalistiek en Communicatie op Windesheim. Ik had meteen een baan bij de Elburger Courant. Dat was ook weer niet zo gek. Ik had er al eerder vakantiewerk gedaan, er was een vacature en ik was beschikbaar. Bij Boom Pers deden ze niet zo moeilijk. Werken in Elburg, betekende er ook wonen. Op dat moment woonde ik samen in Zwolle. Op een grote studentenkamer in een heel groot studentenhuis. Ik dacht altijd dat samenwonen op een paar vierkante meter en het gezamenlijk vakantie vieren in een tentje in Frankrijk met scheerlijnen over elkaar, te lage temperaturen en vreselijke buren, de ultieme relatietesten waren. Met haar zou ik oud worden, dacht ik toen. Niet dus.
Maar ik moest dus verkassen naar Elburg. Dat ging toen nog als volgt. De hoofdredacteur schreef een brief aan de wethouder die over wonen ging. Ik moest met voorrang een woning krijgen om zo goed mogelijk lokale journalistiek te bedrijven. Een brief dus. Nu niet meer voor te stellen, toen uiterst effectief, want ik had binnen een no-time een huis aan de Hellenbeekstraat 165 in Elburg.
Er moest nog wel even verhuisd worden en ook daar deed Boom Pers niet moeilijk over. In tegenstelling tot de brief aan wijlen wethouder Jo Huisman van Elburg, heb ik de verhuiscorrespondentie nog wel terug kunnen vinden. Ik kreeg daar toen 3000 gulden voor en de verhuizing werd helemaal geregeld. Alles werd door meerdere mannetjes ingepakt, versleept en in mijn nieuwe woning netjes neergezet. Ik was Elburger. En dat mocht iedereen weten. Nu zat ik daar zelf niet meteen op te wachten, maar feit was wel dat ik met naam, adres en telefoon in het krantencolofon terechtkwam. En mijn nummer was met 0525-680403 ook nog eens gemakkelijk te onthouden.
Dat betekende af en toe iemand aan de deur die klaagde, omdat het stukje (een paar regels) over de mandarijnactie van de plaatselijke muziekvereniging de krant niet gehaald had, tot aan telefonische tips over wethouders, die dingen deden die niet mochten en wat al niet meer. Ook had ik de verhuisdozen nog in de gang staan, toen iemand van een buurtvoetbalclub op de stoep stond. Hij had gehoord dat ik wel redelijk kon voetballen en of ik in zijn team kon komen. Dat deed ik en werd jaren later als aanvoerder zelfs kampioen met dat elftal. Tegenwoordig ben ik nog steeds actief bij VSCO’61.
Ik maakte van alles mee in Elburg. Vooral mijn kennismaking met de authentieke gemeenschap, staat mij nog bij. Bij de plaatselijke bakker werd ik niet alleen van top tot teen bekeken, maar kreeg ik ook meteen een non-verbaal oordeel om de oren (je bent niet van hier) en een prangende vraag: “Je weet dat Elburg bekend staat om de drie K’s? En ook wat die betekenen?” “Nee, geen idee”, antwoordde ik berustend. “Kut, kerk en kapitaal!” Ik zal het nooit vergeten. Net zoals mijn tijd in Elburg, waar ik overigens nog graag kom.
Ik maakte nachtelijke sessies mee op het kantoor aan de Vischpoortstraat om in mijn uppie verslag te doen van de commissievergadering van de donderdag, tot aan de grote storm waardoor het halve Elburgse centrum schade had. En ik vloog met een aantal abonnees vanaf Teuge in een Cessna en deed verslag van kotsende lezers tot aan dat ik betrokken was bij de Elburger Sportclub, waar ik twee jaar teammanager was. Wat daar allemaal op mijn pad kwam, bewaar ik voor een volgende blog.
Wat ik met dit blog duidelijk wil maken? Die vraag heb ik mezelf ook gesteld. Eigenlijk heb ik geen beter antwoord, dat schrijven niet alleen het leukste is dat er is, dat je invloed hebt wat er uit jouw pen komt, maar ook dat je simpelweg heel veel meemaakt.