Ik ben nu een poosje drukdoende met Mediabureau MEER, maar dat betekent niet dat ik niet eens om mij heen kijk in banenland. Want laten we wel wezen: een baan, is loon en dus vast geld. Iedere maand weer en allerlei dingen zoals verzekeringen, aansprakelijkheid en arbeidsongeschiktheid, zijn dan ook gewoon goed geregeld.
Afijn, vandaag is wel een toepasselijke dag. Ik heb net een sollicitatiebrief gestuurd naar een megagrote MBO school hier in de buurt en vandaag verwacht ik ook wat te horen van een andere sollicitatie. Iets met voetbal, middenstip en communicatie.
In 1996 begon ik met mijn eerste officiële baan. Ik was in meerdere opzichten klaar met toen nog de Faculteit Journalistiek en Communicatie. Op het moment dat ik met de opleiding begon (een jaar ervoor was ik nog nummer 283 op de wachtlijst!), heette het nog HICO. Dat stond voor Hoger Informatie en Communicatie Onderwijs. De school had blijkbaar wat met namen. Zo kwam ik in het eerste jaar met drie andere Eriken in de klas, omdat één of ander helder licht bedacht had, dat de klassen op voornaam ingedeeld moesten worden.
Ik freewheelde door de vier jaar. Weinig les, veel vrije tijd en hoewel ik meteen op kamers ging in Zwolle (zoals iedere student woon je dan in Holtenbroek. Einde discussie), toog ik vaak naar Wierden voor voetbal, supermarktwerk en vriendinnetje. Daardoor kon ik het mij veroorloven om een Fiat Uno (LP-47-XH) te kopen. Een rode. Ik hoopte dat die kleur garant stond voor snelheid, maar het was op een dag meer voor staan. Stilstaan. Op een drukke weg. De IJsselallee, pal voor Windesheim, waar ik op dat moment naar toereed voor het volgen van college.
Wat was het geval? Ik bleek geen benzine meer te hebben en mijn auto – rood racemonster of niet – hield ermee op. Ik stuurde op het bultje de auto naar rechts. Er was geen mogelijkheid om mijn wagentje naast de weg te duwen, dus auto’s achter mij moesten wachten en om mij heen. Aangezien het een tweebaansweg is, denderde het verkeer op de linkerhelft – dus naast mij – vrolijk door. Ondertussen groeide de rechterrij en zag ik dat de wagen direct achter mij echt haaks op de mijne stond, om mij te kunnen passeren. Nietsvermoedend, afwachtend en overdenkend stond ik daar. Geen hesje, geen gevarendriehoek en geen mobiele telefoon. En opeens een knal. Een hele harde. Wat bleek. Achteropkomend verkeer, in dit geval een vrachtwagen, had de file te laat opgemerkt en tikte iedereen aan. Omdat de auto vlak achter mij nog steeds dwars op de mijne stond, was ik de enige zonder schade. Ik, de veroorzaker van alles…
Vervolgens botsten er nog twee auto’s op die vrachtwagen, dus de chaos was compleet. Ik geloof dat er in totaal zeven auto’s; vier voor de vrachtwagen, de truck zelf en dus nog twee botsers achterop, materiële schade hadden. Ik had niets. Een toevallig aan de overkant rijdende ANWB Wegenwacht, verleende eerste hulp, regelde wat en voordat ik het wist, had ik benzine, zat ik in een politiebusje en deed mijn verhaal. De politieagent noteerde van alles en knikte ja, op het moment dat ik vroeg of ik naar school mocht. De rest van de ochtend keek ik vanuit de collegebanken ietwat beschamend, maar ook wel olijk naar het opruimtafereel.
Tot zover mijn meest bijgebleven indruk van Windesheim. Jaren later toen ik Marieke de Vries NOS-correspondent in China op televisie zag, kon ik dapper duiden dat zij bij mij in de klas had gezeten, maar ik mocht haar niet zo.
Ik was blij dat ik na school per 1 juli 1996 aan het werk kon bij de Elburger Courant en/of Nieuwblad voor Oldebroek en Wezep. Nog maar net in dienst, heb ik misschien wel mijn meest bijzondere (ik heb net als extremis ook een hekel aan het woord uniek. Herman Brusselmans omschreef het ooit treffend: ‘Iedereen is uniek behalve ik.’ Het siert mijn whatsapp status nog steeds) interview afgenomen.
Het was vrijdag 19 juli 1996. Elburger Courant, een halve pagina. Ruim 22 jaar geleden. Ik moest nog 24 worden. In de krant een uitvoerig vraaggesprek met Klazien uit Zalk. Ze was namelijk die donderdag, zestig jaar getrouwd met Sammy Rotstein. Ik mocht het nog immer gelukkige echtpaar eerder die week interviewen. Wat een verhaal. Ik heb het laatst gezocht en gevonden. Bij het lezen viel mij vooral op ‘wat’ er gezegd werd.
Kleusien uit Zalk hadhet over dat een fikse regenbui hun huwelijksdag niet kon verstoren, want toen zaten ze binnen in de kerk en “de dominee preekte heel mooi.” Of het moment dat ze te gast was bij Sonja Barend. Paul de Leeuw was er ook en die trok ineens zijn schoenen en sokken uit, omdat hij last van zweetvoeten had. Of Klazien daar een middeltje voor had. “Hij legde zo zijn stinkvoeten op mijn goede jurk. Hij had echt vieze tenen, de vellen hingen eraan. Ik was daar niet van gediend en mepte hem met de schoen op zijn voeten.”
Later was ze nog in een keer te gast in zijn show. Het werd haar afgeraden, maar dat deerde Klazien niet. “Als Simson een leeuw kan temmen, dan kan ik De Leeuw ook wel temmen”, zei ze kras. Ze had geen media-advies nodig. En over haar feest, ter ere van het zestigjarig huwelijk en de keuze voor een grote locatie buiten Zalk. “Je kunt de gasten niet staande ontvangen met een drankje en snoepje. Nee, we moeten de ruimte hebben en van die harde muziek houden we ook niet. Ik luister liever naar onze kat Simon Peres dan naar dat Engelse gemauw.”
Al met al toch wel een legendarisch vraaggesprek wat mij altijd zal bijblijven. Al was het maar omdat tijdens het interview manlief Sammy in de voorkamer moest zitten, helemaal niks mocht zeggen en ik alleen met Klazien praatte. Bizar overigens dat ze nog geen jaar later op 5 juni 1997, overleed.