Dit is blog nummer 41. Dat betekent dat ik sinds 1 mei 2018, toen ik officieel van start ging met Mediabureau MEER, 40 blogs geschreven. Iedere week twee, altijd op de dinsdag en vrijdag. Een uit één woord bestaande kop, over iets actueel en nadien gedeeld via allerlei social mediakanalen. Nou dat dus. Heb ik meteen een begin van deze blog…
Ik moet zeggen, soms moet mijn blogtekst van ver komen. Diep graven, naar buiten staren en het internet afstruinen. Een onderwerp is niet zo moeilijk te vinden, alleen er moet ook over te schrijven zijn en het liefst een beetje lang. Dat klinkt wat gek, maar ik bedoel daarmee dat ik een verhaal wil vertellen met wat verschillende invalshoeken, de nodige achtergrond en met onderbouwde meningsvorming.
Afijn, mijn blog deze keer gaat over wat mij nog steeds subiet te binnen schiet als ik denk aan communicatie: informeren. Iemand op de hoogte stellen van iets. Of een vraag stellen en een antwoord krijgen. Ik las maandag het nieuws over de e-mailbeantwoording van diverse gemeenten. ‘Eén op de drie gemeenten in Oost-Nederland reageert te laat op mail', kopte De Stentor. Van de 380 gemeenten in Nederland slagen 143 (38 procent) er niet in e-mail van burgers op tijd te beantwoorden. Dit blijkt uit het onderzoek Bereikbaarheid Gemeenten 2018 van Wij Verdienen Beter. In het onderzoek werd van 24 gemeenten in het geheel geen antwoord ontvangen. Hallo? Hallo! Hallo?!
Het is eigenlijk sneu dat 24 gemeenten niet eens antwoord kunnen geven. Het zou mooi zijn om te achterhalen hoe dat komt. Natuurlijk werkt het als volgt. Maandagochtend (waarom denkt u dat dit onderzoek in het weekend bekend wordt gemaakt?) spoedberaad op het gemeentehuis. Het College heeft elkaar in de groepsapp al geïnformeerd, het hoofd communicatie en dienstverlening zijn aangetakt en menig gemeenteraadslid heeft al via de eigen social mediakanalen aangegeven hier werk van te maken. Kortom, er is reuring.
Protocollen worden afgestoft, ververst en opnieuw gecommuniceerd. Er wordt een werkgroep opgericht, een oproep gedaan om frisse ideeën aan te leveren hoe de dienstverlening te verbeteren en wie weet komt er een charmeoffensief. In ieder geval komt er een grondige analyse. De onderste steen moet boven komen, de klokken gelijkgezet worden en de neuzen allemaal weer dezelfde informatiekant op.
Ik heb nooit bij een gemeente gewerkt, al had ik in mijn lokale journalistieke tijd heel veel contact met de afdeling voorlichting van de gemeente Oldeboek (jammer dat ze zo slecht scoren trouwens) en ik heb bij de politie gewerkt. Politie Flevoland. In de tijd dat burgers nog bijkans bedolven werden onder de boekjes over zakrollers, inbraakpreventie en wat doet en mag de politie allemaal. Ik kwam daarbinnen als bedrijfsjournalist. In de offlineperiode.
Eén van de producten was de PolitieWijzer. Een informatieboek over alles wat te maken had met de politie in de eigen stad of dorp. Over de openingstijden van het plaatselijke politiebureau (ja dat had je toen nog), de wijkagent (komt ie: ‘kennen en gekend worden’) en allerlei items over het politiewerk (‘ga eens boeven vangen joh’). In het midden zat een offline invulformulier. Je kon daar je gegevens invullen en ideeën, suggesties en klachten doorgeven. Een postzegel hoefde niet, een enveloppe was wel handig, want de geschreven info kon door de postbode gelezen worden als de bijlage zo werd opgestuurd. De politie was gek op afkortingen (PIM = Project Is Mislukt leerde ik daar en van de agenten kreeg ik KEVIN mee. K…En Verder Is’t Niks), maar AVG kenden we bij de politie toen nog niet.
Politie Flevoland kende wel een klachtencoördinator en de beste man deed dat met verve. Echt, empathisch, met een glimlach en alles op waarde schattend. Het mooie was dat menig burger het formulier gebruikte om he-le-ma-al los te gaan op de politie. Vanwege een zwaar onterechte bekeuring, een caravan of twee die pardoes voor de deur werden geparkeerd of die takke buurvrouw met al dat gezeik, geschreeuw en gezeur en waar maar niks aangedaan werd. Mensen schreven hele vellen vol, hielden complete betogen en menigmaal werd de ultieme oplossing aangereikt om alle misdaadellende op te lossen door vooral veel in de Bijbel te lezen.
Eigenlijk kwam alles wel voorbij, reageren kon overigens vrij gemakkelijk, want de afzender had de nodige gegevens achtergelaten. De chef van een zogenaamde basiseenheid werd geïnformeerd, de wijkagent moest vaker langs en soms ging de klachtencoördinator zelf naar de mensen toe. En ook dan deed een antwoord, wat aandacht en een soort van attentie, zoveel goeds.
Ook als afdeling communicatie kregen we geregeld bericht. Onvoldoende informatie op de website, rare persberichtgeving of de politie zou eens een stukje moeten schrijven over…
Ik kan mij nog herinneren dat ik ook een keer gebeld werd. Ik schrok enorm. Echt. Als eindredacteur van PolitieWijzer moest ik zorgdragen voor een geschikte inhoud. Niet alleen redactioneel, maar ook logistiek (tien keer checken dat op Urk de bezorging niet op zondag van start zou gaan) en als het ging om advertenties. Bedrijven en dus ook malafide onderneminkjes willen maar al te graag tegen betaling in zo’n boekje staan, wat dan worden ze als betrouwbaar en veilig gezien. Na screening werden die alsnog geweigerd. Alles en iedereen moest immers van onbesproken gedrag zijn.
“Ik stoor mij enorm aan die seksadvertentie op pagina 12 meneer. En dat in een boekje van de politie.” Ik weet het nog exact, de woorden bonkten in mijn hoofd en ik bleef heel stil. Ondertussen bladerde ik naar die pagina. Hadden we dat met zijn allen over het hoofd gezien? Nee toch? En ik was verantwoordelijk…Wat nu? Ik slaakte een diepe verlichtingszucht toen ik de pagina voor mij had. Het bleek om een naaiatelier te gaan. Een naaiatelier…
Oei, mijn blog wordt wel heel lang zo. Tijd om te stoppen. Niet vergeten: de drie a’s van media-organisatie: attendering, advisering en alarmering. In dit geval: een antwoord, wat aandacht en een soort van attentie.