Blog 271 – 24 november 2020
Wat is de macht van de landelijke media?
Er is nogal wat te doen over de Zembla uitzending van vorige week over geweld door politiehonden. Tot een hele nare nasleep toe. Waar ging het nou precies over? De politie in Rotterdam heeft bij een arrestatie met een politiehond in maart buitensporig veel geweld gebruikt. Dat blijkt volgens Zembla uit beelden van de arrestatie, die in handen zijn van het onderzoeksprogramma van omroep BNNVARA. Over de aanhouding is volgens Zembla geen enkele publiciteit geweest, ook geen persbericht van de politie.
Dit was een onderdeel van een NOS bericht op de donderdag, de ochtend voor de uitzending. Dat is heel gewoon, om in hapklare brokken de uitzending later op de avond aan te kondigen. Of beter gezegd voor te kauwen. Je belooft een landelijk medium de primeur en geeft aan waar het over gaat, zonder dat je te veel weggeeft. Je wilt triggeren, dus dat er dag later op Teams, Zoom of Google Hangout over gepraat wordt. Spraakmakende televisie. Alles voor de kijkcijfers zullen we maar zeggen.
En uiteindelijk keken er 58.000 mensen naar Zembla. Tenminste als ik de site van het SKO moet geloven. Nu wil ik daar van alles over zeggen, maar dat doe ik niet. Misschien interpreteer ik de cijfers verkeerd. Wat ik wel deed, was reageren op Twitter. Op deze Tweet van Zembla. ‘Ruim acht weken van tevoren laten we de politie weten waar we zo over willen interviewen. Opnieuw wordt de instructeur naar voren geschoven die geen antwoorden kan geven. We stoppen het interview. #politie #politiehond #zembla.’
Met andere woorden, Zembla was boos, omdat er een woordvoerder was, die geen woordvoerder was, maar zijn kaken stijf op elkaar hield. En dat in aanwezigheid van een communicatieprofessional.
Mijn reactie was: “Alsof iemand die in het bedrijfsleven een bepaalde arbitraire afweging gemaakt heeft, altijd voor de camera gezet wordt.”
Waarom reageerde ik? Even terug in de tijd: Van 2002 tot 2007 werkte ik bij Politie Flevoland, begonnen als bedrijfsjournalist, later communicatieadviseur en al die tijd persvoorlichter. Dat wil zeggen dat je een week lang op piket stond. Vrijdagavond 23.00 uur tot vrijdagavond 23.00 uur. Je kon die hele week gebeld worden. Overdag, ’s avonds, maar ook ’s nachts. En de volgende dag – in die tijd moest je op zaterdag en zondag naar het politiebureau om daar mutaties te selecteren, te lezen en er persberichten van maken – moest je gewoon naar kantoor. Het kwam regelmatig voor dat ik in een week, elk nacht gemiddeld eenmaal wakker werd gebeld.
Dat is vaak door de mensen van de Meldkamer, die geprotocolleerd een lijstje afwerkt bij een bepaald incident en dus ook de persvoorlichter bellen. Je kunt ook gebeld worden door de media. Grote nieuwsredacties werken 24 uur per dag. Zo herinner ik mij nog een keer een telefoontje van een RTL-bureauredactrice, die navraag deed naar de brand in een bejaardentehuis is Heerenveen. Toen ik – inmiddels wakker – zei dat dat in Friesland lag en niet in Flevoland en dat ze in het vervolg iets beter moest kijken, hing ze op.
Ik weet ook nog dat ik een keer een interview met een politiechef voor Omroep Flevoland moest begeleiden. Dat betekende met de politiepet op en de tuniek aan. De gouden knopen op de schouders werden nog niet opgepoetst. We staan te wachten. En te wachten. De redacteur komt en vraagt wat tijd, omdat hij het persbericht nog moest lezen. Een beetje voorbereiding mag best hoor.
Journalisten zijn ook niet zo netjes met afspraken. Om ze te maken en om ze na te komen. Op een afgesproken tijdstip bellen en dat dan vergeten. Een artikel toch niet voorleggen, terwijl het wel was toegezegd of simpelweg de hele afspraak niet door laten gaan. Dat laatste heb ik weleens meegemaakt bij de politie en de GGD. Al dan niet toevallig met het televisieprogramma Zembla.
De eerste keer was er heel veel voorbereid met twee agenten in Almere. Noem het maar op, aan alles was gedacht. De agenten werden uitgeroosterd, hun politiepak ging naar de stomerij en de schoenen werden gepoetst. Mijn collega en ik spraken het nodige, maar niet alles met ze door. Uiteindelijk stond alles op band, maar wat er gebeurde tussen opname en eindregie... We zullen het nooit weten, behalve dat er één minishot overbleef van lopende politiebenen in de drukke winkelstraat. Vijf seconden. Weg dagenlang werk.
Bij de GGD had ik in de discussie over het rubbergranulaat te maken met Zembla. We hadden een zeer deskundige collega gevonden. Ook nu weer, alles geregeld, georganiseerd en afgestemd. En ook nu weer een dagdeel aan opnamen en na een week of twee gevolgd door een ‘sorry, we gaan het niet gebruiken.’ Waarom niet? ‘Het lijkt te veel op een ander onderdeel dat verteld werd door een instantie met meer naam (RIVM).’
Maar het lag toch iets anders. Het RIVM had een paar misperen gemaakt in het item en dat was voor de redactie natuurlijk veel interessanter om uit te zenden. Het verhaal verteld door mijn collega met alle kennis van rubbergranulaat was waterdicht, zonder gaten en dat leverde blijkbaar geen spannende televisie op.
Ik wil hier niet volstaan met de dooddoener dat elk verhaal twee kanten heeft. Maar wel dat de landelijke media je aardig voor het blok kunnen zetten. Bij de politie, maar vul ieder grote onderneming of organisatie maar in. Werk je niet mee, dan heb je pech. Geen nationale televisie en hoe je het wendt of keert. Dat is toch een kans die zich niet vaak aandient. Maar je wilt – zeker als communicatieprofessional – ook niet dat je organisatie het hoofd in de strop hangt. Leuk landelijk in de media, maar niet als de gebeten hond.
Daarover gesproken. Ik ga niet oordelen over de Zembla-uitzending. Want wie ben ik? Iemand die al ruim tien jaar lang weg is bij de politie, maar waar ik een geweldige tijd gehad heb. Van alles meegemaakt, lief, leed en wat al niet meer. Tot aan het Nederlands politievoetbalkampioen als aanvoerder toe. Dus is het niet zo gek dat ik het allemaal nog volg en dat het mij aan het hart gaat als de politie weer de mediaklappen moet opvangen. Denk dan even aan het volgende.
Ik geef het je te doen hoor. Van een melding tot overlast, oftewel voor de zoveelste keer die oude vrouw die de hele dag niets heeft te doen en maar constant 112 belt tot aan een dodelijk verkeersongeval met kleine kinderen. Of jij de naaste familie wilt informeren. Die meters van de politieauto tot aan de voordeur.
Daar wil toch niemand zijn tanden inzetten?