Blog 186 – 31 januari 2020
Mijn top tien van ondernemersvoordelen
In mijn eerste blog van dit jaar, liet ik mijn licht schijnen over mijn persoonlijke top tien van ondernemersergernissen. Want die zijn er wel degelijk. Van afspraken niet nakomen, tot geïnterviewden die je tekst compleet verbouwen en van social mediacowboys tot oproepen die nooit beantwoord worden.
Maar ik wilde niet alleen maar negatief zijn, dus gaf ik toen ook aan een jubelblog te maken over hoe leuk het is om eigen baas te zijn en een eigen onderneming te hebben. Nou, komt -ie.
1)
Eigen baas over je agenda. Dat lijkt leeg, maar ik ben er vol van. Nog steeds. Ik plan zelf. Geen secretaresses die ongevraagd iets inplannen op een tijdstip wanneer je dat niet wilt of gewoon een andere afspraak negeren. Ik stuur bepaalde afspraken ook een kant op die mij het beste uitkomt. Hoe eerder ik dat doe, hoe meer kans van slagen. Natuurlijk, het kan niet altijd, maar hoe later je afspraken maakt hoe groter de kans is dat – en het is echt een verschrikkelijke kantoorterm – de agenda’s vollopen.
2)
Ik werk bijna altijd in het weekend, vooral de zondag. Dat betekent dat ik eigenlijk geen fysieke afspraken organiseer op de maandagochtend. Telefonische interviews prima, of dat ene artikel uitwerken uiteraard ook geen probleem, maar verder gewoon in het trainingspak aan tafel.
3)
Geen heisessies, vergaderdagen of aftrapmomenten. De van-vandaag-gaan-we-het allemaal-anders-doen-bijeenkomsten; ik heb ze niet meer. Want zeg nu zelf? Wat is daar na een paar weken nu nog van over? En de standaardwerkoverleggen kunnen mij ook gestolen worden. Ik heb het jaren meegemaakt, maar de een kwam altijd te laat, de ander had zich niet voorbereid en gingen we nu wel of niet notuleren volgens die nieuwe werkwijze?
4)
Naast op tijd afspraken plannen, helpt het mij ook dat ik niet te veel wil bereiken op een dag. Ik zie die collega’s nog zo zitten met hun langgerekte to do list. Orders van de baas. Volgeschreven met taken, omgeven door pijlen, uitroeptekens en onderstrepingen. En dan na een drukke dag erachter komen dat slechts door de helft een dikke streep kan. Morgen weer een dag, met een nog grotere lijst, die bijkans de pagina uitloopt. Dat werkt dus niet. En dat ga ik dus ook niet doen.
5)
Gisteren en vandaag heb ik niet zoveel gedaan, vanwege de onderwijsstaking en dat Tomas thuis was. Dus ik kon hem en zijn broer naar de tennis brengen, ophalen, Olav doorrijden naar de voetbaltraining, ophalen, wegbrengen naar een avondactiviteit van zijn juffrouw en weer ophalen. Kortom, een keer geen zin om te werken? Dan kan dat. Geen smoes nodig voor mijn baas. Of juist diep, diep in de avond aan de slag? Prima. ‘s Ochtends in alle vroegte an die Arbeit? Ook goed.
6)
Er zijn vakbroeders en -zusters, die niet thuis kunnen werken. Komen niet uit bed als de regen onophoudelijk tegen de ramen klettert of eenmaal beneden domweg dolen en dralen (lees Netflixen) en niet productief zijn. Behalve als ze zichzelf een schop onder de kont geven en zo op een gehuurd kantoor belanden. Ik zie de meerwaarde van thuiswerken. Ik kan ondertussen wat anders – ja ook huishoudelijk – doen, kan pakketjes aannemen (de meeste buren blij, niet allemaal) en naar buiten staren zonder dat collega’s er wat van zeggen. Het heeft allemaal zo zijn voordelen.
7)
Over collega’s gesproken. Ik heb met ze gewerkt. Op kleine kamertjes, op afdelingen en in kantoortuinen. We zijn kuddedieren. We zoeken ons eigen plekkie, stekkie. Zijn blij als die ene leuke, spraakmakende en humoristische collega er is en juist niet als die andere, je weet wel, die ene die zo luidt belt, gek praat en nooit koffie haalt, voor je neus opdoemt. 'Laat mij maar alleen', zong Het Kleine Orkest ooit.
8)
Ik heb ook niet te dealen met verplichte opleidingen en cursussen. Natuurlijk, je hebt een -de baas betaalt- opleidingsbudget en daar zitten ook voordelen aan. Maar elk organisatie kent van die verplichte -de baas bepaalt- bedrijfscursussen. Wat te denken van dat moeten meedoen? Een papiertje waar je niks aanhebt? En wat breng je van het gehoorde (geleerde?) nu echt in de praktijk? Wie kan dat nu beter verwoorden dan Herman Finkers?
9)
Organisatieveranderingen. Ik noemde het al. De van-vandaag-gaan-we-het allemaal-anders-doen-bijeenkomsten. En morgen ziet de wereld er ineens weer anders uit. Ik geloof dat ik niet de enige ben die dergelijke veranderingen lastig vind. Toen ik bij GGD Nederland werkte – de GGD heeft een hoge naamsbekendheid, want bekend om iets met SOA’s en prikken zetten als je op reis gaat– hadden de diverse directeuren een formidabel idee. Een andere naam. Besloten in de ledenvergadering, want de GGD kent een verenigingsstructuur.
Iets met publieke gezondheid en veiligheid moest het worden. Dus de GGD en de GHOR (minder bekend) werden PGVN: Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland. Zogezegd en uiteindelijk na wat gemor en gemok, zo gedaan. Alle online en offline uitingen aangepast. Van telefooninstructies tot visitekaartjes, nieuwe naamborden op de muur, ander briefpapier, eenduidige digitale handtekeningen en een nieuw, verfrissend en kleurrijk logo. En toen kwam er een nieuwe directeur: het moest GGD GHOR Nederland worden. Weg met de PGVN.
Ik blijf gewoon Mediabureau MEER. Dat bekt best en de enige verandering is dat ik regelmatig mijn eigen website aanpas. Hoe gek het ook klinkt, onder tekstschrijvers, communicatieprofessionals en aanverwanten, is dat best bijzonder. Niet voor niets luidt de ongeschreven regel: ‘Communicatieafdelingen communiceren zelf het slechtst.’
10)
“Het aardige van het ambacht schrijven is, dat je het nóóit leert”, zei wijlen Simon Carmiggelt ooit. En dat is ook zo. Ik leer iedere dag. Ik lees andere schrijvers waarvan ik denk, dat wil ik ook. Bepaalde woordkeuzes, volzinnen en ander interessant leesvoer. Ik neem het graag in mij op en het ter harte. Iedere auteur heeft een eigen schrijfstijl, invalshoek en opbouw. Dat boeit mij mateloos. Schrijven geeft een soort van vrijheid, maar ook een vorm van vrijblijvendheid. De woorden die je bedenkt en schrijft doen ertoe. En wie wil er nu geen werk dat er toedoet?