Blog 286 – 15 januari 2021
Hebben de huidige coronapersconferenties nog wel zin?
Dinsdagavond zaten we weer met natte haartjes, oftewel gedoucht en wel en met een bakje chips uit zo’n wit boterbakje voor de buis. Want het was weer nationale coronatelevisiepersconferentietijd. We mochten allemaal iets langer opblijven.
Op Twitter zei Jasper van Kuijk een dag later: “Corona veranderde dus ook de betekenis van het woord persconferentie, dat is inmiddels iets waar wordt samengevat wat overdag door de pers is gemeld.”
Tja, dat vroegtijdig lekken van de persconferentie-info. Dat zit ons toch niet lekker. Het heeft zelfs een naam gekregen: de intelligente lekdown van het kabinet. Het valt namelijk op dat veel informatie al bekend is voordat Rutte en De Jonge hun betoog houden. Is dat bewust? En zo ja waarom? Of is het de hectiek van de coronacrisis, waardoor er fouten worden gemaakt en iemand zijn mond pardoes voorbijpraat?
Stel dat er toch bewust gelekt wordt, wie doet dat dan? En waarom? Wie heeft er belang bij? Om mensen te laten wennen aan de maatregelen en die alvast in de week te leggen? Die vlieger gaat niet echt op, want weten we nog dat de horeca halsoverkop de deuren dicht moest doen. Of is daar juist van geleerd? Iedere verandering heeft nu eenmaal tijd nodig en daarom wil het kabinet het juist anders doen dan bij de mededeling op 15 maart dat de horeca binnen een uur de deuren moest sluiten.
Een ander argument kan zijn, dat deze coronasituatie zo uitzonderlijk is, omdat het veel meer om de positie van het kabinet gaat en minder om die van de politieke partijen. We zijn afhankelijk van en dan kan lekken best een optie zijn, omdat het eigenlijk geen kwaad kan. Met andere woorden, wie is er tegen het eerder bekend worden van getroffen maatregelen die ons allemaal aangaan? Niemand toch?
In dit artikel op Villamedia van een poosje geleden wordt een poging gewaagd om het te verklaren. Een derde verklaring: Het is puur toeval zijn in hectische tijden. NOS-journalist Xander van der Wulp weet het ook niet, al denk ik niet dat hij het achterste van zijn tong laat zien.
Iemand die er ook wel wat van vindt, is Frits van Exter, de oud-hoofredacteur van Dagblad Trouw. Op diezelfde site schreef hij er een betoog over. “Moet je een persconferentie wel live uitzenden? Een persconferentie is eigenlijk een beroerd middel om mensen rechtstreeks te informeren over belangrijke zaken. Het is hoogstens handig om zoveel mogelijk journalisten in relatief korte tijd te bedienen met antwoorden op alle mogelijke vragen. Dat levert de ingrediënten op, waarmee journalisten hun worsten kunnen bereiden om later uit te serveren – op een bord met mes en vork, wel zo netjes.”
En deze zin van hem vond ik heel mooi: “Voor nieuws geldt misschien wat ook voor wetten en worst geldt: je moet niet willen weten hoe het wordt gemaakt.”
“De persconferentie is dus niet zo’n goed idee. Voor de kijker is een persconferentie moeilijk te volgen. Het is al heel wat als de vragen verstaanbaar zijn. De journalisten blijven, op een enkele kruin na, buiten beeld. Je ziet een premier kijken in de richting van een ruimte buiten jouw blikveld”, analyseerde Van Exter, die in zijn relaas vooral kritisch was op de media en de kwaliteit van de vragen van journalisten, maar dat is een andere discussie.
Persconferenties. Tja, zo vaak zien en horen we dat massamedium niet meer, behalve nu in coronatijd. Ze zijn in principe nieuwswaardig, massamediaal en het gaat over iets dat ons allemaal bezighoudt: volksgezondheid.
Zelf heb ik er meerdere meegemaakt als journalist. Eentje is mij echt bijgebleven. Ergens in 2001 was er een persconferentie in verband met het meisje van Nulde. Een voor Nederland zeer bijzondere zaak, omdat er voor het eerst aan de hand van de schedel een reconstructie van een hoofd was gemaakt.
Ik werkte toen nog voor diverse nieuwsbladen op de Noordwest-Veluwe en was daar aanwezig. Het maakte veel indruk op mij en wat het belangrijkste was: het leverde nieuws op.
Even een zijstapje, toevalligerwijs gebeurde dat ook op de Noordwest-Veluwe. Een actie van wijlen Wien van den Brink, de voorzitter van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders. Hij belegde een keer een persconferentie in een Van der Valk hotel ergens op de Veluwe. Van den Brink praatte nooit met meel in de mond, dus de media waren massaal aanwezig.
De varkensvoornaam pakte de microfoon en zei: “We zijn in gesprek met de minister en we schorten alle acties op! Dank u!” Zo’n vijftig verslaggevers bleven in verbazing achter: "Maar wat is het nieuws?", vroeg RTL-verslaggever Jaap van Deurzen. "Dat was het nieuws”, zei Van den Brink. "Dat scheelt me een hele hoop telefoontjes!"
Is dat erg? Nee. Is het humor? Ja, vind ik wel. Het kan namelijk altijd erger. Neem nu België en hun coronapersbijeenkomst aan het begin van de coronacrisis. De Nationale Veiligheidsraad, onder leiding van tijdelijke premier Sophie Wilmès gaf 24 april een persconferentie over de stand van coronazaken. En wat voor eentje. Eentje voor de geschiedenisboeken, zo stond te lezen op social media.
Dat had drie oorzaken: de persconferentie begon om 22.00 uur, duurde bijna een uur (het begin is op 1.29 uur. Zelf heb ik alleen het begin van de persbijeenkomst gekeken en dat kwam omdat ik er weinig tot niets van verstond) en er werden maar liefst 93 powerpointslides getoond, met complete verhalen, daardoor onleesbaar en met spelfouten. Een communicatieve ramp.
Met andere woorden, we mogen maar wat blij zijn met de persconferenties die wij hier hebben. Ondanks de belabberde vragen van de media, het pijnlijk gemis van gebarentolk Irma en het massaal wegzappen als Hugo de Jonge het woord krijgt. Het had dinsdag allemaal betrekking op mij. Maar wees gerust, de volgende keer ga ik er weer voor zitten en ben ik er andermaal bij. Het is toch een beetje nationale televisie, waar je voor thuisblijft met je gezin of huisgenoten. En laat dat nou net de bedoeling zijn…