Blog 325 – 08 juni 2021
Elburg de stad van de 3 k’s
Afgelopen zaterdag was ik in Assen bij boekhandel Van der Velde. En ik was niet alleen, want Johan Derksen signeerde er zijn nieuwste boek. Eigenlijk moet ik zeggen zijn biografie Derksen. Biografen (wat een mooi woord eigenlijk) Antoinnette Scheulderman en Michel van Egmond waren ook aanwezig, net als de olijke dochter van Derksen, Marieke.
Na ruim een uur wachten was ik aan de beurt. Niet iedereen in de Drentse hoofdstad had meegekregen dat er een prominente Nederlander in de boekenzaak zat. De wachtrij was lang en van sommige voorbijgangers viel bijkans het mondkapje af van verbazing. Er moest toch wel heel wat speciaals aan de hand zijn, nu er zich zo’n rij had gevormd. Assen de gekste!
En daar zat hij, helemaal achteraan. Johan Derksen, bekend van televisie en radio, al had hij dat naar eigen zeggen liever andersom gehad. Ik had twee boeken gekocht, die ik wilde laten signeren. Eentje voor een goede vriend voor zijn verjaardag. De ander voor mezelf.
Het was de derde keer dat ik Derksen live zag. De keer ervoor was 9 april 2018 bij Voetbal Inside. Mijn gedachten gingen uit naar de allereerste ontmoeting. Ik denk dat het 1997, 1998 geweest moest zijn. Derksen was nog twee keer zo breed en dik en hoofdredacteur bij VI. Ik had gesolliciteerd naar aanleiding van een advertentie in Voetbal International en was uitgenodigd in Gouda. Eenmaal van de verbazing bekomen, toog ik naar de redactie.
Ik werd ontvangen door Cees van Cuilenborg, de uitgever. Ik geloof dat toen pas de zenuwen iets gingen liggen en ik redelijk ontspannen het gesprek aanging met wijlen Bert Nederlof, redactiecoördinator Tom van Hulsen en…Johan Derksen. Verscholen achter een wolk van sigarenrook, ontving hij mij op zijn kamer. En die kamer was wat zeg. Een aansprekende mix van voetbalboeken, geordend en in het gelid, afgewisseld met muziekattributen. Allemaal strak, netjes en ordentelijk. Tenminste wat ik zo kon zien, want alles was inmiddels blauw voor mijn ogen. Adembenemend is denk ik wel het juiste woord.
Afijn, ik was een broekje van 25 jaar, net van de school van journalistiek af en natuurlijk compleet kansloos. Ik herinner mij ook niet zoveel meer, behalve dat ik na de tijd meteen mijn reiskosten kreeg, ik niet de illusie moest hebben dat ik als jong pikkie Ajax tegen Feyenoord mocht verslaan en…dat Derksen slechts één keer zijn mond opentrok om te praten. “Zo dus jij woont in Elburg. Als je daar een meisje uit Oldebroek probeert te versieren, dan krijg je toch klappen?” Ik knikte maar wat braaf.
Zaterdag had ik bedacht om daar even kort op terug te komen, tijdens de signeersessie, al werd het tot lichte ergernis van de rij achter mij een heus gesprekje. “Je had een doos sigaren moeten meenemen, net zoals hij (hij wees naar Michiel, die jaren voor VI werkte) deed tijdens zijn sollicitatiegesprek.” In mijn boek prijkt nu de tekst: ‘Beste Erik, ik had je toen moeten aannemen bij VI. Sorry. Johan Derksen.’
Met het noemen van Elburg, plus het feit dat ik recent een artikel onder ogen kreeg van 23 jaar geleden, beleefde ik andermaal die journalistieke begintijd. De Elburger Courant, ooit een redactioneel instituut in het visserstadje. Nu al lang vergaan. Ik werkte er van 1996 tot begin 2002. Het artikel ging over het noodweer op 6 juni 1998 dat Elburg aandeed. Letterlijk, want grote hagelstenen zorgden voor heel veel materieel leed. Vooral de binnenstad moest het toen ongelden. Oude gebouwen, huizen voorzien van enkel glas en ouderwetse daken, bogen het hoofd voor het meteorologisch geweld.
Maar de Elburgers richten zich weer op, toen de storm was gaan liggen. Saamhorigheid zonder onderscheid. Iedereen hielp iedereen. Ladders tegen de muren, emmers aangeven, water wegdragen, glas ruimen, bezemen ook bij de buren. Gans Elburg reikte elkaar de helpende hand. Het blijft mij altijd bij. In twee opzichten. Als toenmalig bewoner, want ik heb er vijf jaar gewerkt en gewoond. En als schrijver van het paginagrote artikel, dat vergeeld op zolder ligt.
Elburg is een bijzonder stadje. De mensen moet je een beetje doorgronden, maar is dat eenmaal gelukt en is het goede gevoel ook nog eens wederzijds, dan heb je beet. Mijn eerste indruk zal ik nooit vergeten. Ik liep over straat in het centrum. Ik had net die baan gekregen in Elburg. Eerder had ik weleens wat gedaan voor de Elburger Courant, maar ik kende de gemeenschap, de gemoederen en al het andere nog amper.
Bij het bakkertje om de hoek haalde ik een broodje. Ik werd van top tot teen bekeken. Ik was niet één van hen. Er ontstond een soort van gesprekje. De bakkersvrouw leek niet heel erg geïnteresseerd, maar gaf mij nog wel een klare boodschap mee, nadat ik het antwoord compleet schuldig moest blijven op haar indringende vraag. “Weet jij waar Elburg bekend om staat? Om de drie K’s.” Ik moest raden, maar had geen flauw benul en voordat ik dat wilde zeggen, zei ze onverdroten: “Kut, kerk en kapitaal.”
Mijn eerste indruk dus. Heb ik nooit vergeten en altijd onthouden. En die woorden galmen iedere keer weer door mijn hoofd, als ik in Elburg ben. En dat is best regelmatig. Voor mijn vier wekelijkse sportmassage, voor incidenteel een redactionele klus voor de Stentor of voor een gesprek met mijn logobouwer, visitekaartjesmaker en briefpapierontwerper. Dat is trouwens één en dezelfde persoon.
Ik bezoek ook (te weinig) een oud-voetbaltrainer, in de tijd dat ik teammanager was van Elburger SC. Een feest der herkenning. Altijd weer. Over die tijd rond de eeuwwisseling, dat ESC nog top eerste klasse speelde, dat we tegen Ajax acteerden voor 7500 toeschouwers, de bijna promotie, de luxe trainingskampen en uitjes, de goedgevulde enveloppen, de witte zakdoekjes, het ruwe volk, de voetbalmacht op het veld met overwinning na overwinning. Kortom, alles komt dan repeterend voorbij.
Supporters die voor een uitwedstrijd de te rijden route dagen daarvoor gingen verkennen. Een geldschieter die bij een wissel over het veld schreeuwde ‘dat het kapitaalvernietiging was.’ Maar ook het cadeau wat ik van de oud-trainer kreeg, toen ik na twee seizoenen ESC verliet. Het was een prachtig beeld van iemand die duidelijk aan het denken was. ‘Erik bedankt! Een echte teammanager is een denker’, stond erop.
Ik koester die bewering over mij en heb tegelijkertijd geen enkele illusie dat Derksen nog weet wie ik ben, laat staan dat hij er spijt van heeft dat hij mij niet aangenomen heeft… Want spijt dat kent hij niet.