Blog 175 - 24 december 2019
Tien tips over tekstschrijven
Het afgelopen jaar is eigenlijk niet anders verlopen dan andere jaren. Ik heb het over tekstschrijven. Iedereen vindt er wat van, de meesten denken ook dat ze het kunnen, maar komen er dan achter dat het allemaal niet zo gemakkelijk is. Zo punt gemaakt. En dat is meteen al één van de basisregels van een goede tekst: maak je punt al in de inleiding. Lezers willen zo snel mogelijk weten of een bepaalde tekst interessant voor hen is.
Dat kan op verschillende manieren. Je kunt beginnen met een vraag, een sfeerbeschrijving of meteen met het nieuws. Afhankelijk van genre of schrijfstijl. Maar wat blijft en beklijft: kom terzake.
Als je vaker schrijft, dan ontwikkel je vanzelf een bepaalde schrijfstijl. En dat is alleen maar goed. Het mooiste compliment dat je kunt krijgen is als lezers bij de eerste paar zinnen al herkennen dat jij de schrijver bent. Wijk dus niet af van je manier van schrijven. Wees consequent. Ook als het gaat om de aanspreekvorm en afzender.
Gebruik geen ik en wij door elkaar bijvoorbeeld. Ik is ik en in dit geval de schrijver, maar wie is we, als er geen we is? Ik kan wel schrijven dat we van Mediabureau MEER u of jou fijne feestdagen en een uiterst voorspoedig, knallend en bruisend 2020 toewens(en), maar ik ben het enige personeelslid.
Het voordeel van het gebruik van ik – zeker ook als het zakelijke correspondentie betreft – is dat het persoonlijker is. Helemaal als je ook nog met je naam wordt aangesproken.
Veel mensen dubben over het gebruik van je of u. Ik zie dat vooral bij het schrijven van webteksten. ‘U’ klinkt formeler, afstandelijker en brengt een bepaald respect met zich mee, daar is natuurlijk niet mis mee. ‘Je’ geeft een wat meer vertrouwd en ons kent ons gevoel. Ook schept het een band. Zelf gebruik ik altijd je. Mensen komen toch met een bepaald idee op jouw website uit. Een soort van gedeelde interesse en belang. Dan is je te billijken en u juist niet. En wat helemaal niet werkt, is dat je verschillende aanspreekvormen door elkaar gebruikt. Houd je keuze dus het hele artikel vast.
Tip drie is denk goed na over je opbouw van je tekst. Wellicht kennen veel mensen de term niet eens, maar ik heb het braaf geleerd op de Faculteit Journalistiek en Communicatie: schrijf een oprolbaar bericht. Dat wil zeggen begin met het nieuws en de kern (zie tip 1) en houd er rekening mee dat het onderste gedeelte van je tekst eruit kan. Daar moet dus geen hard nieuws instaan. Slimmerds zullen denken van dan moet een redactie juist het hele verhaal wel plaatsen, maar dat gebeurt niet. Sterker nog, redacteuren zullen je artikel gaan bewerken, wijzigen, schrappen, op zijn kop gooien, veranderen en wat al niet meer. En dat wil je niet.
Wat vaak een valkuil is, is dat als iemand schrijft, hij of zij alleen vanuit zichzelf naar de tekst kijkt. Dat klinkt ingewikkelder dan het is. Wat ik bedoel is oogkleppen op en alleen vanuit het eigen perspectief handelen, zonder na te denken over de doelgroep. En de doelgroep is iedereen, want je weet niet precies wie jouw verhaal leest. Denk dus heel goed na over hoe jouw verhaal en bepaalde uitspraken over kunnen komen. Vraag anders iemand om even mee te lezen. Hoe komt dit op jou over?
Wat ook belangrijk is bij een tekst, is het motto van Godfried Bomans: ‘Schrijven is schrappen.’ We (oh nee jij) kunnen/kunt wel bedenken waarom. We lezen steeds minder. Het internet staat er vol mee. Het meeste recente bericht dateert van deze zomer. Een op de drie jongeren vindt lezen niet leuk en de helft van de scholieren leest nooit een roman of een langer verhaal.
Zelf loop ik daar ook wel tegenaan. Als je een sportwedstrijd moet verslaan en je bent daarbij aanwezig, dan kom ik nog wel uit met 500 woorden of wat meer. Alleen het komt ook voor dat je een belverslag moet maken van een event, waar je dus niet bij bent. En dan zijn 500 woorden best veel. Om daar toch aan te komen, moet je soms noodgrepen toepassen, graven in je geheugen en andere invalshoeken kiezen. Dat lukt altijd wel, maar of het de tekst altijd ten goede komt… Schrijven is schrappen dus.
Dan heb ik nog vijf andere schrijftips.
Een goede tekst heeft een kop en een kont. Koppen moeten zo pakkend mogelijk zijn en een beetje prikkelen en kietelen. Dat lukt misschien niet altijd, maar met die denkwijze in je achterhoofd moet je wel een kop maken. Dat betekent een actieve vorm, geen lidwoorden en geen herhalingen. En zorg dat je verhaal ook een lekkere kont heeft. Sluit het goed af. Met een krachtige kreet, een lekkere uitsmijter of een passend slot. Wat je niet wilt is dat de lezer denkt van ‘is de tekst nu af of niet?’
Vermijd clichés, gebruik ctrl F en ga eens zoeken naar woorden die je – vaak onbewust – vaak gebruikt. Vervang ze en maak daarbij gebruik van synoniemen.net.
Een aanrader is alliteratie. Herhaal ‘m maar die eerste letter. Het nodigt vaak uit tot het nog een keer lezen van de zin. Maar ook nu weer: gebruik het met mate.
Eenvoudig, gemakkelijk en begrijpelijk schrijven. Dat willen we allemaal. Ik las ooit ergens: degradeer je tekst niet tot een peuterboekje. Taalniveau B1 kan, maar wel waar het kan. Doe niet of je lezer infantiel is.
En nog een laatste tip. Als je met de schrijver afspraken hebt gemaakt over het inzien van een tekst, houd je dan aan de regels. Het verhaal blijft staan zoals het nu is. Zie je feitelijke fouten dan mag je die uiteraard verbeteren. Te vaak zie je nog dat lezers gaan kopiëren, plakken en gaan schuiven met tekstblokken. Persoonlijk heb ik daar het meeste moeite mee. Ineens zijn verbanden tussen de alinea’s weg, ontbreekt de doordachte logica en belandt het nieuws pardoes onderin. Niet doen.