Blog 285 – 12 januari 2021
Ikke, ikke, ikke en nog eens ikke
Ik begin iedere dag met het lezen van LinkedIn: lucratieve opdrachten, lezenswaardige content en interessante discussies. Voordat je verzandt in tijdloos kijken, lezen, liken, ergeren, verheugen en vooral verwonderen, heb ik een tip. Op het moment dat je door het abracadabra algoritme van LinkedIn een post opnieuw voorbij ziet komen, stop ik. Zelfbescherming. Meer is het niet. In dit geval is herhaling niet de kracht van de boodschap, maar van de bescherming.
Deze week kwam ik een interessante discussie tegen, gestart door ene Bart Schipmölder, bestuurder van een leiderschapsacademie. Zijn steen in de LinkedIn onderwerpvijver: “Voetballers praten altijd in de tweede persoon. Waarom toch?” Ik heb geen idee. Bart blijkbaar wel.
“Welnu, dat is niet voor niets. Dat laat dit prachtige fragment uit een uitzending van #DWDD zien. Daarin interviewt Jellie Brouwer, ex-voetballer Rafael van der Vaart. Rafael praat over zijn keuze om te stoppen met voetballen in de ‘je’-vorm. Op het moment dat Jellie hem uitnodigt om in de ‘ik’-vorm te spreken wordt het persoonlijk. Zie je zijn emotie?”
“Waarom dan altijd die neiging om in de tweede persoon te praten? Het is een afweermechanisme, om het veilig voor onszelf te maken. En zeker voor het oog van de natie is dat wel invoelbaar. Sterker nog, het kan dan heel functioneel zijn. Deze reflexmatige verhulling van jezelf is een ‘nee’ en ik wil me hier niet zo geven.”
“We zetten de tweede persoon dus in als het onveilig aanvoelt. Maar juist dan werken we het gevoel van onveiligheid in de hand. Terwijl we de situatie veiliger ervaren als mensen zeggen wat ze denken. Hier ligt een belangrijke kans om je invloed te vergroten. Als je in de ‘je’-vorm spreekt, vraag je dan af: Waarom spreek ik me hier niet uit? Wat wil ík eigenlijk zeggen?”
“Jouw communicatie wint aan kracht als je 'je' vervangt door ‘ik’. Kijk maar hoe Rafael zichtbaarder en aantrekkelijker wordt”, aldus Schipmölder.
Ik vond het zo boeiend, dat ik wat ging googlen. Ik stuitte op Robert van der Wolk. Hij is onder andere psychotherapeut en verhaalde er dit over. Al dan niet toevallig haalde hij één van mijn voetbalhelden aan: Marco van Basten.
“Wanneer we in de jij-vorm praten, dan plaatsen we daarmee, dat wat we vertellen, buiten onszelf. In een uitleg lijkt het er dan op dat de verteller een beschouwing doet op dat wat hij uitlegt, om daarmee een zo helder mogelijk beeld te scheppen over datgeen hij uitlegt. Wanneer we over onszelf praten en we gebruiken de jij-vorm, dan kan het zijn dat het onderwerp te dichtbij staat om gevoelsmatig te beleven.”
“Bijvoorbeeld: ‘je vindt het moeilijk om door te gaan.’ Gevoelens die we als uitdagend of zelfs negatief beschouwen plaatsen we door deze techniek buiten onszelf, zodat we ze niet hoeven te voelen. Andere gevoelens zoals pijn, ongelukkigheid, frustratie, boosheid, depressie, verdriet en verlies behoren hier ook toe.”
Word ik hier wijzer van? Niet echt. Is het iets typisch des voetballers? Ik weet het niet, wel weet ik dat überhaupt maar weinig welbespraakte voetballers zijn. Als ik spontaan een voorbeeld moet noemen, dan denk ik meteen aan Matthijs de Ligt. Niet voor niets als broekie al aanvoerder van Ajax: analytisch sterk, beleefd en authentiek en dat tegenwoordig ook allemaal in vloeiend Italiaans. Ik zag wat interviews terug van hem. De titel van dit vraaggesprek is dat hij boos is op Nederlandse journalisten. Kijk zelf maar of dat zo is, of dat hij welbespraakt is en het bij zichzelf zoekt.
Afgelopen week interviewde ik een andere verdediger van weleer. Hij speelde nooit in Italië, wel bijna voor Real Madrid en staat ook bekend om zijn vlotte babbel: Bert Konterman. Ik moest eraan denken toen ik het artikel nog eens naast de discussie over ‘ik en jij’ legde. De kop boven mijn interview met Konterman luidde: “Ik wil graag die vaderfiguur zijn voor spelers.”
Het artikel was lang, zo’n 1200 woorden en ik telde meer dan 50 (!) keer ‘ik’. Ik moet toegeven. Ik heb best schroom om te veel het woord ‘ik’ te gebruiken in interviews. Ook nu weer als een soort zelfbescherming. Sommige geïnterviewden hoeven niet per se groots en meeslepend in de media en tonen juist hun bescheidenheid en daardoor ook kwetsbaarheid. Te vaak ‘ik’ zeggen, wat ik dan opschrijf, past daar niet bij en wordt toch een beetje beschouwd als misplaatste borstklopperij.
Zo dacht ik, maar zo denk ik niet meer. Want juist het woord ‘ik’ maakt het eigen, eerlijk en dus persoonlijk. Konterman was heel open over zijn vete met Van Gaal, wat hem zijn interlandloopbaan kostte en ook dat hij nee zei tegen één van de grootste voetbalclubs van de wereld. Bovendien zocht hij het ook bij zichzelf. Zie daar zijn kwetsbaarheid, zijn eerlijkheid en dus ook zijn persoonlijkheid.
“Ik heb wel wat dingetjes laten liggen en had mij soms wat anders kunnen opstellen. Van 1998 tot en met 2000 speelde ik bij Feyenoord. Ik kon toen naar Real Madrid, maar zag het niet als een echte verbetering. Bovendien klopte mijn voetbalhart voor Duitsland en Engeland. Als ik toen met de vuist op tafel had geslagen, was die transfer er wel gekomen.”
“Nog een voorbeeld. Ik kon niet goed met Louis van Gaal en had geen klik met hem. Hij volgde Rijkaard op als bondcoach na het EK 2000. Van hem kreeg ik wel het vertrouwen en ontwikkelde een goede band met hem. Ik vond dat Van Gaal heel veel bezig was met de Ajacieden in de selectie en minder met de andere spelers. Daar zei ik wat van en Van Gaal was het niet met mij eens. Dat was niet gemakkelijk. Ik moet wel zeggen dat ik toen bij Rangers ook niet mijn beste voetbal liet zien, maar ik werd daarna nooit meer geselecteerd voor Oranje.”
Terug naar het begin, naar de discussie van Schipmölder: “Jouw communicatie wint aan kracht als je 'je' vervangt door ‘ik’. Ik weet het nu zeker. Doen! Meer ‘ik’ dus. Inspiratie nodig? Luister dan even naar dit levensliedje van Harry Jekkers: ‘Ikke, ikke, ikke.’