Blog 157 - 22 oktober 2019
Waarom zou je eigenlijk veranderen?
Ik ben en blijf een fervent krantenlezer. Als ik in het weekend diverse kranten uitstal op de keukentafel en plechtig lees, maak ik na afloop vaak een totaal overbodige vergelijking tussen Volkskrant en NRC. Alsof het een wedstrijd is. Natuurlijk let ik allereerst op inhoud en hoe boeiend het deze keer weer was.
Heel herkenbaar is dat je bepaalde artikelen altijd leest. Iedere week. Iedere keer. In de Volkskrant geldt dat voor de column van Paul Onkenhout, een interview, analyse of wedstrijdverslag van Willem Vissers, maar ook de ‘150’ van Paulien Cornelisse op de voorpagina.
Daar stond jarenlang Arnon Grunberg. Stond. Gelukkig. Als enige tekst tussen al die advertenties. Je moest hem haast wel lezen. Dat probeerde ik ook, maar heb menig tweet gewijd aan wat voor onbegrijpelijk brouwsel hij nu weer had ingestuurd. Ik dacht altijd van hoe zouden de chefs hiertegen aankijken?
De dagelijkse redactievergadering. Iedereen die hetzelfde denkt en degene vervloekt die met hem in zee is gegaan. Alleen wie gaat het Grunberg zeggen? Tellen we af tot een jubileuminzending en is het dan mooi geweest? Of wachten we lafjes tot hij zelf zegt van ik stop ermee?
Terug naar de krant van vandaag. Vaste kost in de Volkskrant zijn de rubriek aanvullingen en verbeteringen over misperen van de diverse redacties. Vaak gaat over topografie (Lattrop-Breckelenkamp ligt niet in de Achterhoek, maar in Twente), over jaartallen (de slag bij Nieuwpoort was in 1600 en niet in 600) en uitspraken (President Trump zei niet dat hij geen muur op de grens met Mexico wilde bouwen, maar dat wil hij wel).
Dat brengt mij weer bij de Ombudsman van de krant. Tot voor kort Jean Pierre Geelen, maar hij heeft er de brui aangegeven, omdat hij een instituut ombudsman een beetje achterhaald vindt (toch Jean Pierre? Anders even rectificeren in de rubriek aanvullingen en verbeteringen). Ik was een trouwe lezer van de Ombudsmanrubriek. Ja was, want sinds zijn vertrek blijft het heel stil op het Ombudsmanvolkskrantfront.
De NRC heeft er nog wel steeds eentje, maar op de een of andere manier kan ik mij er niet toezetten op hem (Sjoerd de Jong) te lezen. Behalve afgelopen zaterdag, want toen ging het over taal. Maar het voelde wel als een beetje vreemdgaan.
Zaterdag is ook de titel van het recente katern. De Volkskrantverhalen achter het nieuws. Dat bekoort mij dan weer niet. Heel veel tekst, een ratje toe van onderwerpen en zo grauw en saai opgemaakt. Jasper van Kuijk is de zonnige uitzondering. Boeken en Wetenschap idem dito. Waarom toch zoveel aandacht hiervoor? Het ‘Ter redactie’, een beschouwing van de hoofdredacteur en veel ingezonden brieven lees ik wel weer met oprechte interesse. En verbazing trouwens. Waarom wordt zo’n brief in vredesnaam geplaatst?
Het ‘Eeuwige Leven’ over de dood van een gewone Nederlander, neem ik met de nodige relativering tot mij. In het Volkskrant Magazine mag ik graag Eva Hoeke lezen (en zien), net als de vaste rubrieken ‘Eindelijk weekend’, ‘Heerlijk genieten’ en ‘Lust en liefde.’
En de NRC? Eerst even wat algemeens. De plek waarop je iets ziet of leest op een bepaalde pagina is heel belangrijk. Pagina 3 bijvoorbeeld. Na de voorpagina en de overlijdensadvertenties de meest gelezen krantenpagina. Over de doden niets dan goeds – dus ook te lezen - geldt vooral voor regionale kranten overigens. En zeg nou zelf, als je het aantal advertenties telt, ben je dan ook stiekem een beetje onder de indruk?
Dat doet de NRC veel beter dan de Volkskrant. De inhoudsopgave op pagina 3 en niet op 2 zoals de Volkskrant. Wat mij dan weer opvalt, is dat NRC de advertenties vaak rechts plaatst en redactionele pagina’s links. Een doodzonde lijkt mij, maar er zit ongetwijfeld een commercieel belang achter.
Bij NRC moet je trouwens ook van goeden huize komen om de hele krant en katern Weekend door te spitten. Veel lange verhalen en bedeesde opmaak. Natuurlijk hiep hiep hoera kleuren en schreeuwerige opmaak, leiden af. Maar dit valt wel heel erg de kant op van neerslachtigheid en somberheid.
De NRC-necrologie rubriek (wie was er eerder?) mag ik graag lezen, naast natuurlijk Youp, Ikje en het kijken naar Fokke en Sukke.
Opinie en Debat, reken ik echter tot mijn favoriete katern, vooral de rubriek Spitsuur. Daarin beschrijven stellen of alleenstaanden hoe zij de dagelijks dingen doen. Hij gaat om half twaalf naar bed, zij breit erotische figuren en heeft een bijenvolk (ja echt waar, stond er deze week in). Ze verdienen samen drie keer modaal en hebben bijna altijd kinderen uit eerdere huwelijken. En als alleenstaande eet je twee keer in de week bij vrienden, ga je niet vaak op vakantie en duik je steevast veel te laat je bed in.
Heel leuk is de rubriek Inbox van de redactie, de lezer schrijft en de krant antwoordt en vaak staan er gewoon interessante artikelen in het Opinie en Debatkatern. Deze week zelfs twee. De eerste ging over bellen. Dat we dat dus niet meer durven en doen. Stel jezelf de vraag, bel jij nog vaak en graag? Ik niet, als het niet hoeft.
Het tweede was een boeiend betoog over ‘hoe het gesproken woord kan overtuigen’? Volgens Luuk Middelaar, oud-speechschrijver, heeft een redenaar vier middelen in handen om te overtuigen: improvisatie, zichtbaar auteurschap, lichaam en eigen ervaring. Heel interessant en leeswaardig.
Deze blog is geen promopraatje voor noch de Volkskrant noch de NRC. Wat dan wel? Dat het in communicatie en het overbrengen van informatie, vaak gaat over herkenning, vastigheden en rituelen. Als dat op de schop gaat, ontstaat er weerstand, die vaak letterlijk oplost. Maar soms ook niet. We zijn en blijven een kuddevolk. Houd daar in je uitingen rekening mee. Laat je lezer wennen en verander alleen vanuit de vraag, behoefte van de klant en als je echt niet anders kan. Onderschat dat niet.
Zei Socrates niet ooit: “Alleen een buitengewoon onwetend of buitengewoon intelligent iemand kan zich aan verandering onttrekken.”