Blog 246 - 28 augustus 2020
Thuiswerken heeft zo zijn voor(oor)delen
Ik realiseerde het mij niet zo, maar een gedeelte van Nederland heeft nog zomervakantie. Midden mag maandag weer en dan is iedereen weer aan de slag met zijn vertrouwde werkzaamheden, de letterlijke en figuurlijke gang naar het kantoor en het dagelijkse filestaren. Zo was het toch? Oh ja en we hadden natuurlijk zo onze goede voornemens.
In augustus? Jazeker. Hoe we het na onze vakantie allemaal anders zouden gaan doen. We hebben immers genoten van onze welverdiende holiday, het werk het werk gelaten en we zijn weer fris, fruitig en fit teruggekeerd. Time for a change. Minder stress, meer tijd voor onszelf en vaker nee zeggen. Dit jaar gaan we het (anders) doen! En na een poosje concluderen we dat alleen de ‘nee’ van weer niet, is gelukt. We hollen, springen en doen weer net zoals voor de vakantie. Volgend jaar poging zoveel.
Toen ik ergens in diezelfde zomer een goede vriendin sprak over haar werkzaamheden thuis, wist zij al dat ze tot 1 december sowieso moest thuiswerken. En er waren halverwege het jaar al tal van ondernemingen, bedrijven en organisaties, die tot ergens begin 2021 het kantoorleven een zachte dood lieten sterven. Iedereen is daar uiteraard anders in, maar het is overduidelijk dat diezelfde groep maar al te graag weer onder de eigen mensen wil komen op kantoor.
Mijn kantoor is mijn eigen keukentafel, met het zicht op buiten, de koffiebonenmachine in de buurt en de radio op Arrow Classic Rock. Hoe anders was dat in mijn kantoortijd. Ik begon bij de Elburger Courant in een karakteristiek pand aan de Vischpoortstraat, inderdaad bij de Vischpoort. Prima plek, op de eerste etage, alleen het gejakker en gejammer van de advertentieafdeling beneden, was weleens eens een dingetje. Omdat het pand dus midden in de stad was en Elburgers vaak eerst doen en dan denken, kwam het regelmatig voor dat er verhaal werd gehaald. Voor je het wist, verscheen er een ietwat kwade kop in het trapgat. Maar ook in Elburg werd de soep vaak minder heet geslurpt dan voorgeschoteld.
Leuk detail, de krant hing letterlijk in de etalage. Het bleef toch bijzonder dat als je even naar buiten ging, je mensen – vaak toeristen – voor je neus jouw verhaal zag lezen of een dappere poging deden.
Op het moment dat ik naar de politie ging, verkaste ik naar Lelystad. Aan de Schans mocht ik zijn, officieel het hoofdkantoor van toen nog Politie Flevoland. Het gebouw werd ook wel de Groene Draak genoemd. Het gebouw was groen, architectonisch was er geen klap aan en het bureau had in niets een uitstraling van een politiepand. Met recht een draak van een kantoor.
Het had een plat dak en geen airco. In de zomermaanden was het er vuurspuwend warm. Echt niet normaal. In dit niet normale tijdperk zou dat niet meer kunnen, want de architect was alleen iets van schoneluchtcirculatie, met warmtewisselaar, ventilatieroosters inclusief luchtventielen en luchtbevochtigers als essentieel onderdeel van de algehele luchtcirculatie, vergeten.
Bij GGD IJsselland kwam ik terecht aan de Zeven Alleetjes, daar waar de GGD samen met de Stadkamer nog steeds huist. Toen een oud pand, niet zo spannend, maar mooi was anders. Ik verhuisde wat links naar rechts, maar het was goed te doen. Nu is het gebouw helemaal verfraaid, maar in mijn tijd was er wel wat achterstallig onderhoud. Op het moment dat de meeste kamers een nieuw tapijtje en frisse verflaag kregen en er nog 45656 vertrekken te gaan waren, bleek het onderhoudsbudget op te zijn.
Het mooiste uitzicht had ik op het moment dat ik in Utrecht GGD Nederland kwam. Uit mijn kamer, die ik samen deelde met het hoofd communicatie, keek ik op De Galgenwaard van de plaatselijke FC. Een beetje verscholen tussen de bomen, maar het stadion – wat ik nog steeds iets magisch vind hebben – was duidelijk zichtbaar. Over een mooie werkplek gesproken. Werken in een stadion. Wie wil dat nu niet?
Het pand was op een gegeven moment opper dan op en we verhuisden naar Lunetten, vlak bij het station. Lunetten, het is geloof ik niet het stadsdeel waar de Utrechters het meest trots op zijn, maar het was natuurlijk wel een hele verbetering. Een nieuw en fris onderkomen. Ook nog eens prima bereikbaar, zowel met OV als met de auto. Op papier dan. Uiteraard ging het met de trein regelmatig mis en was het soms met de auto van file in, file weer uit en weer in. Dat werd wel steeds vervelender.
Daarnaast leek de kantoortuin een goed idee. Open, fris, verandering, weten wat je collega’s doen, saamhorigheid, slimmer zaken doen met elkaar en ga zo maar door. Het werkte uiteindelijk niet echt. De speciale belhokjes waren een ramp, want je hoorde alles en het idee van glazen vergaderzalen midden in de tuin (inclusief prijswinnende namen), was dat we ons met zijn allen vogelvrije vissen voelden in een aaneenschakeling van aquariums.
En nu werk ik al ruim twee jaar thuis. Ik vind het geweldig. Geen last van dat mijn werkplek is ingepikt, ook niet in de rij staan voor de printer en al helemaal geen ergernis over de verhalende collega van wie het verhaal helemaal niet boeiend is, maar waar je ongemerkt toch naar luistert, anders wist ik nu niet dat het verhaal niet boeiend was.
Ik werk dus altijd al thuis, voor mij al ruim twee jaar het nieuwe normaal. Nou dat is niet helemaal waar. Woensdag, gisteren en ook vandaag nog, was ik op school. Donderdag start ik met lesgeven. Online, vanuit school of gewoon thuis. Ik merkte het al aan mijn collega’s die al jaren gewoon lesgeven. Maar ook aan nieuwe docenten die alleen nog maar afstandsonderwijs hebben gegeven en hun leerlingen nog nooit in het echt gezien hebben. Zij willen allemaal weer letterlijk voor de klas staan.
Ik ben nog niet eens begonnen, maar ik ben het nu al met ze eens. Les op school is gewoon beter, zeker voor de leerlingen. Kan dat nu echt niet anders?