Sinds 1 mei ben ik drukdoende met Mediabureau MEER. Zoals ik al eens eerder schreef, was één van de redenen voor de stap dat ik meer wilde gaan schrijven. Dat je ook letterlijk direct resultaat ziet van al je inspanningen. En niet vol enthousiasme met een communicatieklus begint, maar na overleggen, afstemmen, overleggen, bijstellen, overleggen, uitstellen en weer overleggen, nog geen stap verder bent.
Nou, dat lukt behoorlijk, al schrijf ik het zelf. Er kan natuurlijk altijd meer bij. Met name als het gaat om mijn tweede bezigheid: media-organisatie. Wat was dat ook alweer? Ik noem het gemakshalve alles wat met media te maken heeft. Ik leg het verhaal vaak uit, krijg instemmende feedback, maar ik ben in alle eerlijkheid nog op zoek naar een verdienmodel. Hoe krijg ik partijen zover dat ze mijn diensten afnemen? Misschien heeft iemand de gouden tip na mijn uitleg?
Op mijn site is er het nodige over te lezen, maar ik licht het graag nog even toe. Ja, misschien moet ik het gewoon eens opschrijven.
Waar gaat het om? Wat heb ik op dat vlak te bieden? Of beter gezegd waarvoor ben ik naast schrijven op aard? Door ondernemers, organisaties, instellingen, verenigingen, maar ook particulieren te helpen met media-organisatie. Ja helpen, want het is wellicht best ingewikkeld en geen dagelijkse bezigheid.
Stel je bent werkzaam in het MKB, je hebt een bedrijfje met een mannetje of vijftien personeel en je wilt met iets ‘nieuws’ namens je onderneming in de media. En dan het liefst wat groter en meer dan je eigen wijkkrantje of huis aan huisblad, die overigens steeds meer brievenbussen niet halen, vanwege onvoldoende bezorgers en die dwingende nee/nee stickers. Even een zijstapje. Wat is het online bereik van die bladen? Ik kan er geen keiharde cijfers over vinden en als ik naar mezelf kijk, dan lees ik landelijke dagbladen eerder online dan de plaatselijke huis aan huis krant.
Terug naar ‘mijn’ media-organisatie.
Je wilt dus met nieuws de media in. Je hebt geen communicatiemedewerker in dienst, dus je besteedt het maken van een persberichtje intern uit. Even checken en sturen maar naar het algemene e-mailadres van de krant. Zal vast geplaatst worden. Twee weken gaan voorbij. Wat gek, je bent het bericht nog nergens tegen gekomen en je hoort er niemand over. Hoe kan dat nou? Het was toch nieuws en laten we wel wezen. Je bedrijf is populair en bekend. Dat moet zo’n plaatselijke redactie toch ook weten?
De vraag die je dan meteen kunt stellen is, bevat het persbericht wel echt nieuws? Navraag leert vaak van niet. Het enige nieuwe zit ergens verstopt tussen zinnen en woorden, het is redelijk tijdloos en het spreekt de gemiddelde lezer zeer waarschijnlijk niet aan.
Bovenstaande heb ik media-attendering genoemd. Hoe kom ik in de media? Wat moet ik doen? Hoe doe ik dat? En wat moet ik juist niet doen? Maar ook hoe zit het medialandschap tegenwoordig in elkaar? Als je de media wilt benaderen, gaat het om de ‘wie doet wat wanneer vraag’. Wat is nou jouw nieuws? Wat valt op? Wat is anders? Wat onderscheidt jou? Waarom zou de redactie jouw bericht er nu uit moeten pikken? Met andere woorden, stel jezelf de vraag: heb ik nieuws en hoe kan ik het zo brengen dat het ook echt opvalt?
Misschien is het middel van een persbericht helemaal niet juist of is het wel een goede manier, maar zijn inhoud en opbouw aan de magere kant. Er ontbreekt een persoonlijke noot en dat hoeft niet altijd de baas te zijn die alles wat te maken heeft met media ‘er maar even bij doet’. Daarin verschil ik overigens van mening van dit bericht (afkomstig van MKB-service!), waarin staat dat je citaten moet vermijden, omdat een journalist dat liever zelf wil doen. Het bericht dateert uit 2012. Toen was dat misschien zo. Nu niet meer. Journalisten willen bediend worden. Het aanbod is steeds groter, de ruimte in kranten en op sites steeds minder. Hoe makkelijker ze het krijgen, hoe fijner ze het vinden. Citaten dus. Dat levert een naam op en die kan eventueel weer gebruikt worden voor een vervolgverhaal.
Wat je kan onderscheiden in het gebruik van citaten, is het opvoeren van iemand van de werkvloer die er veel meer verstand van heeft, dan de opperbaas. Zo’n directeur heeft waarschijnlijk geen benul van productdetails. Het citeren van een medewerker die er wel echt verstand van heeft, komt veel geloofwaardiger over.
Het laatste wat te maken heeft met media-organisatie, is timing. Misschien wel het belangrijkste. Wanneer stuur je een persbericht? Is het handig om dat op zaterdagavond te doen? Als de redacteur vrijdagmiddag met een borrel de werkweek heeft uitgeluid, geen weekenddienst heeft en maandag de mailbox opent, ben je vast niet de eerste en enige.
Als communicatieadviseur deed ik het vaak aan het eind van de ochtend. De mailtjes zijn gelezen, het eerste (dagelijkse) overleg is geweest en de redacteur zit achter de pc. En wat dacht je van inhakers, bijvoorbeeld op de dag van? Ik schreef er eerder al een blog over. Oh ja, het en-en principe kan hier ook prima toegepast worden. Een bericht sturen, investeren in persoonlijk contact met een journalist en even nabellen. Proactief zijn. Dat vinden wij bij sollicitatiegesprekken toch ook zo belangrijk?
Net toen ik deze blog in mijn hoofd had en aan het schrijven was, opende ik tussendoor de nieuwsbrief van Frankwatching. Ik ben het niet altijd eens met hoe en wat ze schrijven, kijk maar…
Alleen dit bericht sluit prima aan bij wat ik bedoel. Bijna dan he. Bij punt 2 staat: ‘Je engagement hooghouden is je grootste uitdaging.’
Ik houd het liever bij, wil je meer weten over media-organisatie? Neem gerust contact met mij op.